Ridderromans - romans (in verzen) uit de Middeleeuwen, waarin verhalen uit de ridderwereld worden verteld. In de periode dat de adel van groote beteekenis was (13de eeuw) waren zij een belangrijke litteratuur-soort. Zij verheerlijken het ridderlijke leven, verhalen van avonturen en gevaarlijke tochten, van galante ontmoetingen, van tournooien, enz. Zij beschrijven natuurlijk de M.-eeuwen, maar gaan naar de stof tot ouderen tijd terug.
Het zijn Karel de Groote, Koning Arthur met hun ridders, die voor ons optreden. Ook voeren deze romans ons naar het verre Oosten of het grijze verleden. Vandaar dat 4 soorten ridderromans onderscheiden worden: Frankische, Britsche, Oostersche en Klassieke. Zij zijn zoo goed als alle uit het Fransch vertaald of naar Fransche origineelen bewerkt. De Frankische zijn wat ruwer en grover dan de Britsche, die door fijne galanterie uitmunten en ons laten zien welke eischen aan den volmaakten ridder werden gesteld ; kinderlijk zijn de Oostersche en van groote naïveteit de Klassieke. Enkele voorbeelden: Karel ende Elegast (de beste der Frankische), Reinart van Montalbaen, Merlijn (1261, van Maerlant), Ferguut, Floris ende Blancefloer (zeer bevallig), Historie van Troyen (1264, van Maerlant). De meeste dezer romans zijn duizenden verzen groot; in de 14de eeuw raakt de ridderroman in verval, er worden er nog wel gemaakt, doch hun aanzien vermindert. In de latere volksboeken bleven zij voortleven.