Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Reservestoffen

betekenis & definitie

Reservestoffen bij planten ; stoffen bij de assimilatie ontstaan, worden niet altijd dadelijk verbruikt voor groei, ademhaling of eenige andere verrichting. Sommige worden opgehoopt, om in een latere ontwikkelingsperiode dienst te doen. Men noemt deze r. Het zijn ten deele eiwitachtige verbindingen (gluten van de tarwe), ten deele vetten (lijnolie), ten deele koolhydraten (glucose) bij de ui, saccharose bij de biet. reservecellulose bij de dadel, inuline bij de dahlia, zetmeel bij den aardappel).

Wanneer deze r. verbruikt worden, worden zij gewoonlijk eerst in eenvoudiger verbindingen omgezet, wat onder den invloed van enzymen gebeurt. Vooral tijdens de rustperiode der planten liggen deze r. opgehoopt, om bij het intreden van de gunstige omstandigheden verbruikt te worden op een ogenblik, dat er nog geen groene deelen zijn, om nieuwe voedingsstoffen te bereiden. Bewaarplaatsen van r. zijn : in het hout het houtparenchym en de mergstraalcellen, in het zaad het endosperm, de cotylen en (of) het perisperm, onderaardsch de wortelknol, wortelstok, knol en bol.

< >