Reitz (Francis William), Z.-Afrik, staatsman, geb. te Swellendam (t. O. van Kaapstad) 1844, ging in 1864 te Londen in de rechten studeeren, vestigde zich vier jaar later in Kaapstad als advocaat, verhuisde in 1874 naar Bloemfontein als hoofdrechter van den Oranje-Vrijstaat (tot 1889), richtte in 1880 den Afrikaander Bond op, met „Di Patriot” als orgaan, waarin gestreefd werd naar gedeeltelijke onafhankelijkheid met den wensch, om onder het Britsche rijk te blijven. Na den dood van president Brand werd R. president van den Oranje-Vrijstaat (1889) en sloot in dit jaar met Krüger het z.g. eerste politiek verbond, dat zijn opvolger M. T. Steyn (zie aldaar) in 1897 bekrachtigde en uitbreidde. Wegens een langdurige ziekte legde R. in 1896 zijn ambt neer.
Twee jaar later koos de Transvaalsche Volksraad hem, kort te voren als Rechter in de Z.-Afr. Republiek benoemd, tot Staatssecretaris ter vervanging van dr. Leyds (zie ald.). In den Boerenoorlog (1899—1902) volgde hij het harde veldleven tot het einde. Na den oorlog bezocht hij Europa en ook Amerika, het laatste land om geldelijke hulp voor de gevallen republieken. Sinds 1911 — het jaar na de vorming der Z.-Afrikaansche Unie — is R. voorzitter van den Senaat in Kaapstad. Hoe zeer hem de zelfstandige ontwikkeling van het Zuid-Afrikaansch ter harte gaat, toonde hij door de uitgave van Vijftig uitgesogte Afrikaansche gedigte (1888, in 1900 met een 12-tal vermeerderd, zoowel vertaalde als oorspronkelijke, waarvan die van eigen hand de heldendaden tegen Kaffers en Engelschen prijzen), Korte Geschiedenis van Zuid-Afrika (1891) en Oorlogsen andere Gedigte (1910).