Rees (otto van —) - Ned. historicus, geb. te Luik 1825, studeerde in de rechten te Utrecht, waar hij in 1851 promoveerde op diss., getiteld: Verhandeling over de aanwijzing der politieke gronden ende maximen van de Rep. van Holl. ende West-Friesl. door Pieter de la Court, waardoor hij de grondslagen legde voor de studie der economische gesch. van ons land. Na den dood van Arend zette hij diens Alg. Gesch. des Vaderlands voort. Ondertusschen schreef hij Verhandeling over de verdiensten van G. K. van Hogendorp als Staathuishoudkundige (1854), waarvoor hij bekroond werd.
In 1858 benoemd tot buitengewoon hoogl. te Groningen, aanvaardde hij zijn ambt met een Redevoering over de staath. gesch. van Nederland. Twee jaar later werd hij aangewezen ’t ambt van hoogl. in ’t staatsrecht aan de Universiteit te Utrecht te vervullen. Al spoedig kreeg hij tot taak de pol. geschiedenis te doceeren. In deze functie schreef hij zijn standaardwerk ; Gesch. der Staathuishoudkunde in Nederland tot op 't einde der 18de eeuw (1865—68), waarvan 2 dln. verschenen. Dit boek is nog steeds het hoofdwerk voor de kennis van de econ. gesch. van ons land. Hij stierf in 1868.