Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Rees (otto van)

betekenis & definitie

Rees (otto van) - geb. 1823 te Culemborg, kwam reeds in 1837 in Indië, werd in 1850 Referendaris bij de Algem. Secretarie; 1851 Inspecteur van Financiën, daarna achtereenvolgens resident van Kédoe, Bagĕlèn en Soerabaja, 1864 lid van den Raad van Indië, 1873—1878 VicePresident van dien Raad. In Nederland teruggekeerd, was hij achtereenvolgens lid van de 2de Kamer, Minister van Koloniën en voorzitter van de 2e Kamer ; in 1884 werd hij benoemd tot Gouv.-Gen., welke betrekking hij tot 1888 waarnam. Overl. 1892 te Arnhem.

Als lid van den Raad van Indië had hij een belangrijk aandeel aan de voorbereiding en uitvoering der nieuwe Preangerregeling. (Zie Verhandel. Bat. Gen., Dl. 39 en PREANGERSTELSEL). Tijdens zijn bewind had o. a. de opstand te Tjilĕgon plaats, en viel de Tjiomas-zaak voor, die voor van R. de aanleiding tot zijn ontslag-aanvrage was.

< >