Rechtspraak in ned. indië. - In art. 74 van het Reg.-Reglement van Ned. Indië wordt gezegd : „Overal waar de Inlandsche bevolking niet is gelaten in het genot harer eigene regtspleging, wordt in Nederlandsch Indië regt gesproken in naam des Konings”. Vandaar een verdeeling in Gouvernementsrechtspraak en adatrechtspraak ; voor deze laatste, en voor de vraag in hoeverre het adatrecht ook beteekenis heeft voor de Gouvernementsrechtspraak over Inlanders, zie ADATRECHT. Voor de rechtspraak over Europeanen schreef het eerste lid van art. 75 R.-R. voor, dat deze in burgerlijke en handelszaken, alsmede in strafzaken, berust op algemeene verordeningen, zooveel mogelijk overeenkomende met de in Nederland bestaande wetten.
Bij de, 1 Jan. 1920 in werking getreden, wet van 31 Dcc. 1906, gewijzigd bij de Wet van 6 Juni 1919 is art. 75 in dier voege gewijzigd, dat van de in Nederland geldende wetten mag worden afgeweken; dat voor de Inlanders en vreemde Oosterlingen de voor Europeanen geldende bepalingen kunnen worden toegepast, voor zoover hun maatschappelijke behoeften dit eischen, of de omstandigheden dit toelaten, terwijl overigens hun adatrecht, ten aanzien van het burgerlijk- en handelsrecht, wordt geëerbiedigd; zijn zij bevoegd om zich in ’t algemeen, of voor een bepaalde rechtshandeling, te onderwerpen aan niet op hen toepasselijke voorschriften van het burgerlijk- en handelsrecht der Europeanen. (Merkwaardig is het wel, dat van deze bevoegdheid tot nu toe nagenoeg geen gebruik is gemaakt). De algemeene verordeningen, op dit art. berustende, zijnin die gedeelten van Ned. Indië, waar de Inl. bevolking gelaten is in het genot van haar eigen rechtspleging in zooverre toepasselijk, als hiermede bestaanbaar is. Ten aanzien van het strafrecht trad op 1 Januari 1918 één enkel Wetboek van Strafrecht voor alle bevolkingsgroepen in werking (Ind. Stb. 1915 no. 732, gewijzigd bij K. B. van 22 Febr. 1918 no. 82, Ind. Stb. no. 292). — Wat de rechterlijke organisatie betreft, kunnen onderscheiden worden de Gouvernementsrechter en de inheemsche rechter ; bij den eerstgenoemde is te onderscheiden I. den burgerlijken van II. den militairen.
De burgerlijke Gouvernementsrechter kan zijn : A. de Europeesche, B. de Inlandsche, of C. de rechter vooralle bevolkingsgroepen. A.De Europ. Gouvernementsrechter omvat 1. rechtbanken, die zoowel over Europeanen als in hooger aanleg over Inlanders rechtspreken, n.l. a. het Hooggerechtshof van N. I. te Batavia, waarvan de president op voordracht van den Ministerraad door den Koning wordt benoemd en ontslagen, en welks werkkring voornamelijk bestaat in het toezicht houden op de werking van lagere gerechtshoven, terwijl het alleen in eersten aanleg recht spreekt over enkele categorieën van hoogere ambtenaren, en bbbbb. Raden van Justitie, gevestigd te Batavia, Semarang Soerabaja, Padang, Makasser en Médan;
2. gerechten, die alleen over Europeanen rechtspreken, n.l. de residentiegerechten, op Java en Madoera gevestigd op de afdeelingshoofdplaatsen en eenige andere plaatsen, in de Buitengewesten op de gewestelijke hoofdplaatsen, uitgezonderd Makasser en Médan, en op verschillende andere plaatsen.
B. Als Inlandsche Gouvernementsrechters treden in de eerste plaats op a. de landraden op Java en Madoera, samengesteld uit een Europ. rechterlijk ambtenaar als voorzitter, den regent of oud-regent en eenige voorname Inl. hoofden, bijgestaan door een Europ. rechtsgeleerde als griffier ; als Inlandsch fiskaal treedt de djaksa op. Inlandsche rechtbanken, als de landraden op Java en Madoera, heeten in de Buitengewesten op enkele plaatsen eveneens landraad, op Sumatra’s Westkust en Tapanoeli rapat, in de Lampongsche districten proatin, in Menado en op Ternate rijksraad, te Gorontalo groote madjëlis. b Politie- of magistraatsrechten vindt men allerwege in Indië. Op Java en Madoera treedt als zoodanig op de politierol (waar nog geen landgerechten — zie beneden — gevestigd zijn), waarin de resident, ass.-res. of controleur als alleensprekend rechter in kleine strafzaken oordeelt over Inlanders en Vreemde Oosterlingen. In de Buitengewesten zijn hoofden van afdeeling of onderafdeeling belast met de magistraatsrechtspraak over Inlanders en Vreemde Oosterl. ; zij nemen in eersten aanleg niet alleen kennis van kleine strafzaken, maar ook van burgerlijke geschillen van geringen omvang. c. Regentschapsgerechten, alleen op Java en Madoera, bestaan uit den regent of patih als alleensprekend rechter, bijgestaan door eenige Inl. hoofden als adviseurs, door den pĕngoeloe als adviseur voor de Moh. Wet, en een djaksa. Rechtsmacht: kleine burgerlijke rechtsvorderingen tegen Inl. en door dezen gepleegde geringe overtredingen, d. Districtsgerechten vindt men op Java en Madoera, en op Sumatra’s W.-kust, Tapanoeli, Banka, Billiton en Menado, en in de res. Amboina onder den naam regentschapsgerecht (het dorpshoofd heet daar regent).
Op Java en Madoera is het districtshoofd alleensprekend rechter, terwijl hij als raadslieden heeft eenige mindere Inl. hoofden en den adviseur voor de Moh. Wet. In de genoemde gewesten der Buitenbezittingen zijn de districtsgerechten ongeveer gelijksoortig met die op Java en Madoera, behalve op Sumatra’s Westkust en in Tapanoeli, waar het rechtscolleges van meerdere personen zijn geworden. C. De rechter voor alle bevolkingsgroepen. Dit instituut dateert van 1914, en dient tot wegneming van de ontevredenheid van Chineezen en Inlanders over de rechtspraak der politierol. Daartoe werden ingesteld landgerechten, waarbij alle bevolkingsgroepen terecht zouden staan voor een juridisch gevormden, alleensprekenden rechter ter zake van politieovertredingen. Langzamerhand worden deze gerechten over geheel Java en Madoera uitgebreid, waarbij echter het Gouv., wegens gebrek aan de noodige rechterlijke ambtenaren, genoodzaakt is, plaatsen door niet-rechtskundige administratieve ambtenaren te doen bezetten.
II. De militaire rechtsmacht wordt uitgeoefend door het Hoog Militair Gerechtshof te Batavia, en de krijgsraden bij de landmacht. — De Inheemsche rechter, zie daarvoor ADATRECHT. — Priesterrechtspraak of godsdienstige rechtspraak. Deze berust op art. 78 R.R., 2de lid („Evenwel blijven de tusschen Inlanders of tusschen met deze gelijkgestelde personen van denzelfden landaard gerezen burgerlijke geschillen, welke volgens hun godsdienstige wetten of oude herkomsten ter beslissing staan van hun priesters of hoofden, daaraan onderworpen”). Op Java en Madoera is nevens eiken landraad een z.g.n. priesterraad (rad agama, rad masdjid) gevestigd, met gelijk ressort; hij is samengesteld uit den bij den landraad aangestelden pëngoeloe, als voorzitter en ten minste 3, ten hoogste 8 Moh. godsdienstambtenaren ; de rechtspraak is collegiaal. Ook in Palembang, Djambi en Benkoelen heeft men eenigszins daarop gelijkende godsd. rechtbanken.