Psalliota - Het geslacht Psalliota behoort tot de purpersporige Plaatzwammen of Agaricaceae der orde Hymenomycetes der klasse Basidiomycetae of Steeltjeszwammen. De bekendste soort is Ps. campestris, de Champignon, die evenals de Morielje het meest wordt gegeten. Door die gezochtheid is zij tevens een bron van groot gevaar geworden, in zooverre, dat juist de wensch haar te eten, de oorzaak is geworden van de meeste paddenstoelen-vergiftigingen, die er plaats hebben. Als de menschen geen witte of witachtige soorten zochten, (daar de twee doodelijk-giftige Amanita’s phalloides en mappa die kleur hebben), dan zouden er zelden meer ongelukken voorkomen, maar waar de Champignon altijd is gezocht en dat zal blijven, en de vergissing met giftige soorten zoo goed mogelijk is, zal dat gevaar altijd blijven bestaan.
Zocht men uitsluitend witte paddenstoelen (Champignons) op plaatsen waar deze speciaal thuisbehooren, n.l. op de echte weilanden, dan zouden vergiftigingsgevallen niet voorkomen. De Amanita’s groeien daar nooit, doch wel op boschweiden, waar de Champignon ook groeit. Ook in dennenbosch komt de AkkerChampignon, Psalliota arvensis, voor tusschen de doodelijk-giftige Amanita phalloides in. Verschilskenmerken zijn duidelijk aanwezig, daar de steel van den Champignon geen zak of volva heeft (wat bij goed uitgraven van een Amanita bij deze duidelijk te zien is); hij is aan zijn basis alleen maar knolvormig verdikt. Bij haastig uitgraven kan dit kenmerk echter verloren gaan, doch dan blijft er nog een ander kenmerk over, n.l. bij Psalliota campestris, plaat Eetbare zwammen I, nr. 13, zijn de lamellen eerst rose dan zwartbruin i gekleurd, terwijl ze bij de Amanita’s steeds wit blijven. Bij de Akker-Champignon, Psalliota arvensis, die naast de Amanita’s in de dennenbosschen voorkomen, zijn de lamellen nooit rose gekleurd, maar eerst wit of grijsachtig bij jongere exemplaren en donkerbruin of zwartachtig bij ’t ouder worden. Plukte men dus alleen oudere exemplaren, dan was vergissing ook nog niet mogelijk, maar daar de jongste de smakelijkste zijn, worden die ook het meeste gezocht. Laat men dus nooit ergens anders Champignons zoeken dan op echte weiden en dan nog oppassen, want ook daar schuilt nog gevaar van verwisseling met een gevaarlijken dubbelganger, n.l. met Volvaria speciosa, welke ook een zak om de steelbasis heeft ter onderscheiding en geen manchet onder den hoed, wat de Psalliota’s wel hebben.
Volvaria heeft, evenals Psalliota campestris, rose lamellen. Hij is echter kleverig bij aanvoelen, terwijl de Champignon dit niet is. Ons land telt 17 verschillende soorten en variëteiten van het geslacht Psalliota, waaronder de reeds genoemde Psalliota campestris met zijn vele variëteiten, zijn bolvormigen hoed en meest korten steel. Psalliota arvensis onderscheidt zich behalve door de nooit rose lamellen nog van hem, door den meest langen gebogen steel, den dubbelen ring en den geur naar anijs. Zijn vleesch is compacter en smakelijker dan van campestris. In de bosschen vinden we nog de veel minder smakelijke Psalliota silvatica. — Psalliota campestris is de eenige paddenstoel, die sinds de oudste tijden in het groot gekweekt is geworden. Heel gemakkelijk schijnt dit niet te gaan, gezien ook in ons land de vele kweekerijen met enthousiasme begonnen, die spoedig weer verdwenen (Ruurds in Utrecht, te Putten, Uchelen, enz.). De kweekruimte schijnt wel aan bijzondere voorwaarden te moeten voldoen, wil men succes hebben. Bekend zijn hiervoor de Catacomben bij Parijs, waar hij al eeuwen lang gekweekt wordt.