Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Ponsard

betekenis & definitie

Ponsard - (François), werd den len Juni 1814 te Vienne in Dauphiné geboren, als zoon van den advocaat Jean Marie Hercule P. ; hij studeerde rechten te Parijs en wijdde zich aan de letteren door een vertaling in onbeholpen verzen van Byron’s Manfred (1843), op een oogenblik, dat de bewondering voor B. reeds afnam. Onder den invloed van de toenemende belangstelling voor de antieken en van den afkeer voor de overdrijving van sommige romantici, begon hij in 1837 reeds te werken aan zijn Lucrèce, een tragedie, die in 1843 een overweldigend succes had, dank zij de tegenstelling met Victor Hugo’s Les Burgraves, die zoo juist waren gevallen. Vanaf dit oogenblik werd hij beschouwd als een der leiders van een groep schrijvers, die men samenvat onder den naam van „l’école du bon sens” (Emile Augier, Latour de Saint-Ybars, Arthur Ponroy, e. a.), wier kunstideaal door Augier werd samengevat in de vage formule : „ramener les bonnes lettres sur le théâtre”.

Hij schreef daarna met afwisselend succes twee moderne treurspelen : Agnès de Méranie (1846) en Charlotte Corday (1850), het laatste geïnspireerd door Lamartine’s Histoire des Girondins ; een „lever du rideau” Horace et Lydie (1850) voor Rachel, ontleend aan de 9e ode van het derde boek van Horatius ; een vertaling van ’t zesde boek der Odyssea en een antieke tragedie Ulysse (1852) ; een paar zedencomedies, die een groot succes hadden : l’Honneur et l’ Argent (1853) en la Bourse (1856), waarin hij de geld- en genotzucht van zijn tijd geeselt ; een historisch blijspel le Lion amoureux (1866), waarin hij het Frankrijk der monarchie tegenover dat der Revolutie zet ; en een drama : Galilée (1867). Hij stierf te Passy bij Parijs den 7en Juli 1867. — Zijn werk blijft halverwege staan tusschen romantisme en classicisme en is door die halfheid bijna vergeten ; men speelt soms nog Charlotte Corday en le Lion amoureux, terwijl Horace et Lydie door haar gratie nog speelbaar is. Zijn prozaïsche verzen, onbeholpen intrigue en ontknoopingen maken, dat hij niet blijvend is, maar toch heeft hij een belangrijke rol gespeeld in de beweging tegen de romantiek, naast Augier en Delavigne. — Over hem : Sainte-Beuve, Lundis, XIV; C. Latreille, La fin du théâtre romantique et François Ponsard, d’après des documents inédits, Parijs, 1899 ; dit laatste werk is definitief.

< >