Pierson (allard) - (1831-96), oorspr. theoloog, later meer aestheticus. Hij werd te Amsterdam uit aanzienlijken koopmansstand geboren, kind van het Réveil. In Utrecht theoloog geworden, kwam hij onder de bekoring van Opzoomer en diens „ervaringswijsbegeerte”. Zoo werd P. een tijdlang een der krachtigste voorstanders der moderne richting.
Hij werd eerst Waalsch pred. te Leuven, later te Rotterdam, waar hij in 1865 zijn bediening neerlegde, wat tot heel wat geschrijf aanleiding gaf. Na eenige jaren ambteloos te zijn geweest, werd hij 1870 hoogleeraar te Heidelberg en in 1877 aan de Gemeente Universiteit te Amsterdam, waar hij aesthetiek, kunstgesch. en nieuwe letterk. doceerde. Hij was nu tot een „van kunstzin doortrokken agnosticisme” gekomen. Een zeer gevierd spreker. Man van universeele vorming ; volgens prof.
Van der Wijck „een compleet mensch”. Enkele van zijn vele geschriften: Bespiegeling, gezag en ervaring ; Gods wondermacht en ons geestelijk leven; Richting en Leven (1883); Intimis (1881) ; Oudere Tijdgenooten (1888); Het R.-Catholicisme, 4 dln. (1868—72); Studiën over J. Calvijn, 3 reeksen (1881—91); Geestelijke voorouders, 2 dln. (Israël en Hellas). Zijn essays, verhandelingen, enz., meest in Uit de verspreide Geschriften van A. P. 8 dln., 1901—08. Litt.: S. Naber, Levensbericht van A. Pierson (voor Kon. Acad. v. Wetensch.); Dez„ A. P. herdacht, 1898; Van der Wijck, Allard Pierson, in Mannen en V. v. Beteek. (1898 ; ook in zijn Gestalten en Gedachten, Haarlem, 1911).