Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Phenol

betekenis & definitie

Phenol, - carbolzuur of carbol C6H6OH, de eerste term der reeks van phenolen. Men vindt het in het steenkolenteer, waarin het in 1834 werd ontdekt. Door alkaliën kan men het, gemengd met andere phenolen, daaruit verkrijgen. Ook kan men het bereiden door benzolsulfonzuur natrium te smelten met bijtende natron: C6H5.S03Na + 2NaOH = Na2S04 + C6H5ONa + H20. P. vormt groote kleurlooze kristallen, smpt. 42°, kpt. 183°.

Handelsp. kleurt zich bij ’t bewaren onder toetreding van lucht en in ’t licht rood. Met weinig water geeft p. een heldere vloeistof, met meer, twee niet mengbare vloeistoffen, n.l. een oplossing van water in phenol en een van phenol in water, totdat met een voldoende hoeveelheid water de heldere oplossing ontstaat. — Vaste p. of de geconcentreerde oplossing geeft op de huid witte vlekken. P. is vergiftig, ook voor lagere organismen (antisepticum). Met ijzerchloride-oplossing geeft een zelfs zeer verdunde p.-oplossing een paarse verkleuring, met broomwater een wit neerslag van tribroomphenol. — P. is een belangrijk uitgangsmateriaal voor de bereiding van tal van stoffen, zooals pikrinezuur, salicylzuur, kleurstoffen, enz. P. wordt in de geneeskunde een enkele maal, o. a. in zalven gebruikt; meestal wordt vloeibaar phenol genomen.

< >