Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Persvoeder

betekenis & definitie

Persvoeder - wordt verkregen door voedergewassen in groenen toestand op te stapelen, een gistingsproces te laten doormaken en den hoop ten slotte voor luchtafsluiting op de een of andere manier ineen te persen. Deze conserveeringsmethode van veevoeder werd reeds in de 2e helft der 18e eeuw toegepast in Zweden en de Russische Oostzeeprovincies. Eerst veel later, in ons land sedert ongeveer 1880, is het persen van veevoeder weer systematisch toegepast in natte, voor het hooien ongeschikte perioden en voor gewassen, welke in ’t geheel niet gehooid kunnen worden. — Indien groene plantendeelen in een hoop bijeen gebracht worden, begint de massa te broeien, doordat de plantencellen aanvankelijk nog leven en ademen. Suiker en eenige alkohol ontstaat, hetwelk met organische zuren samengestelde aethers en esters vormt, aan welke verbindingen het persvoeder zijn eigenaardigen reuk heeft te danken.

Na het afsterven der plantendeelen ontwikkelen zich allerlei bacteriën, welke verschillende gistingen veroorzaken. De azijnzuurvorming heeft hoofdzakelijk plaats tusschen 18 en 25° C., de boterzuurgisting tusschen 35 en 40° C., de melkzuurgisting bij 60—60° C. Aangezien zuurvorming de voederwaarde vermindert en azijn- en boterzuur zelfs schadelijk zijn en het voeder een scherpen, onaangenamen reuk geven, bestaat de kunst van het bereiden van goed, zoet persvoeder daarin, de temperatuurstijging in de massa zoo snel te doen plaats hebben, tot op ongeveer 60 a 70° C., dat er weinig tijd is voor de vorming der genoemde zuren. Op deze temperatuur sterven de meeste lagere organismen. Een hoogere verhitting zal het voeder eenigszins doen verkolen en de verteerbaarheid verminderen. Is daarom een temperatuur van hoogstens 70° C. bereikt, dan wordt de inmiddels reeds zeer gezakte hoop nog belast met aarde of geperst; de temperatuur daalt en de massa wordt zoo goed mogelijk van de lucht afgesloten. Slechts wanneer de groene massa een niet te hoog watergehalte heeft, wordt de vereischte temperatuur bereikt en z.g. zoet persvoeder verkregen. In het tegengestelde geval vormen zich veel meer zuren en wordt het z.g. zuur persvoeder. Uit het bovenstaande volgt, dat men het groenvoeder, indien mogelijk, na het maaien eenigszins moet laten verwelken, vóór met het opstapelen wordt begonnen.

Niet altijd laten de weersomstandigheden dit toe, terwijl het bij groene wakken, mangelwortelloof, en dergelijke zeer waterrijke, laat geoogste voedermiddelen bijna nimmer gelukt zoet persvoeder te bereiden. — Het persen van groenvoeder moet beschouwd worden als een noodmaatregel. Wel is waar worden de niet te vermijden verliezen aan blad en zaden bij het hooien door het persen voorkomen, doch daar staan tegenover de grootere gistingsverliezen van het persvoeder. Alleen in natte perioden, wanneer ook het hooien gepaard gaat met groote kwaliteitsverliezen, verdient het persen onvoorwaardelijk aanbeveling. Bovendien geldt dit ook voor alle voedermiddelen, waarbij van drogen op het veld geen sprake kan zijn, b.v. spurrie, knolgroen, bietenloof, groene maïs, enz. Het persen van zulke voedermiddelen stelt den landbouwer in staat een tijdelijken overvloed van groenvoeder voor den winter te bewaren. Zie ook ENSILEEREN.

< >