Parelmoer - is de binnenzijde van de schaal der mossels, vooral van den parelmossel, Meleagrina margaritifera. Evenals in de parel zelve, wordt ook hier de eigenaardige p.-glans veroorzaakt door een uiterst fijne lagenstructuur. Chemisch bestaat de p. hoofdzakelijk uit calciumcarbonaat en wel in de modificatie arragoniet. Daarnaast komt een organisch product, de conchine, voor, zoo mede steeds een weinig calciumphosphaat.
De waarde van p. hangt in zeer sterke mate af van de kwaliteit, welke beoordeeld wordt naar de afmetingen der enkele stukken en de kleur. Groote, zuiver witte stukken (1-2 K.G. gewicht) zijn zeer kostbaar, en dragen, van welke herkomst ze ook zijn, den naam „Makassar”. Goede soorten worden gevischt aan de kusten van O.-Australië, Queensland, Nieuw-Guinea en de Filippijnen, gewoonlijk mindere bij Japan, Midden-Amerika, Perzië. Zwarte p. o. a. bij Tahiti en N.-Zeeland. De schalen worden meestal met messen van de onoogelijke buitenkanten ontdaan, en dan in zoo veel en zoo groot mogelijke vlakke platen gespleten. Deze worden meestal slechts gebezigd voor bedekking van andere voorwerpen met een dunne laag p., of voor dunne voorwerpen als knoopen. Groote, dikkere voorwerpen uit massief p. zijn uit den aard der zaak zeer kostbaar, doch niet fraaier dan opgelegde.