Pandbeslag. - Krachtens art. 758 Rv. kunnen de verhuurders van gebouwen en landelijke eigendommen, hetzij daarvan een huurcedul is opgemaakt of niet, één dag na gedaan bevel, zonder verlof van den pres. der rechtbank, of ook dadelijk zonder voorafgaand bevel, maar met verlof van dezen, voor verschenen huren in beslag doen nemen de goederen, welke bij artt. 1186 en 1188 B. W. voor de huurpenningen verbonden zijn verklaard. Dit beslag kan volgens laatstgen. art. ook worden gelegd, indien de goederen buiten toestemming van den verhuurder vervoerd zijn. Hij behoudt daarop zijn voorrecht, al waren ze ook aan een derde, door inpandgeving of op een andere wijze, verbonden, mits hij die voorwerpen gerechtelijk hebben opgeëischt binnen den tijd van 40 dagen na het vervoeren der roer. goederen tot een landhoeve behoorende en binnen den tijd van 14 dagen, indien het zaken betreft, welke tot stoffeering van een huis hebben gestrekt. Voor huren, door den huurder verschuldigd, kunnen ook zaken, aan onderhuurders behoorende, worden in beslag genomen, maar deze zullen opheffing van het beslag bekomen, wanneer zij bewijzen zonder arglist te hebben betaald (art. 759 Rv.; zie ook artt. 1186 en 1618 B. W.). Voor den vorm van het pandbeslag zie artt. 760-763 Rv.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk