Ostende, - stad in de Belg. prov. West-Vlaanderen; door kanalen verbonden met Gent, Nieuwpoort, Duinkerken, en reeds sinds 1284 met Brugge. Tweede zeehaven van België. Een van de grootste badplaatsen van Europa.
Ook van belang door verkeer van doorgaande reizigers naar Engeland. Middelen van bestaan der bevolking, verder: zeevisscherij, scheepsbouw, veeteelt. Bevolking 1910: 42.000 inwoners. Nederlandsch consulaat. — Geschiedenis. Oorspronkelijk een visschersplaats, werd Ostende in ’t midden der 15e eeuw tot versterkte stad gemaakt. In 1576 koos het de partij van Oranje en was de laatste vesting in het Z., die de Republiek der Ned. tegen de Spanjaarden kon handhaven ; in 1604 viel zij dezen in handen, niet veel meer dan een puinhoop, na 3-jarig beleg.
Van 1718—32 zetelde hier de (Oostenr.) Ind. Comp., die ten slotte op drang van de Republiek en Eng. werd opgeheven. Jozef II maakte in 1781 O. tot vrijhaven. Sedert dien tijd heeft O. voor de scheepvaart beteekenis; deze is na 1839 vooruitgegaan (overvaart naar Dover); de havenwerken werden in 1898 en vlg. jaren vernieuwd. De wereldoorlog bracht ook O. groote schade.