Consulaat - staatsvorm in Frankrijk, ingesteld na den staatsgreep van 18 Brumaire (9 Nov. 1799) en durend tot de instelling van het keizerschap (18 Mei 1804). Het C. berustte op de constitutie van het jaar VIII. Deze constitutie, schoon de souvereiniteit der natie erkennend, ontnam het volk zijn recht om afgevaardigden te kiezen; democratisch in schijn, vestigde zij in werkelijkheid de dictatuur. Alle mannelijke Franschen van 21 jaar, met een zelfstandige levenspositie, werden als burgers beschouwd.
De burgers van een arrondissement communal kiezen 1/10 uit hun midden tot „candidaten” voor de publieke ambten; deze candidaten vormen la liste communal ou d'arrondissement, waaruit naar nader bepaald werd, de eerste consul de leden van het communaal bestuur (maire en gemeenteraad) kiest. De communale lijsten van ieder departement worden door electie tot op 1/10 teruggebracht: la liste départementale, waaruit de eerste consul de departementale regeering (prefect en departementalen raad) aanwijst. Uit de departementale lijsten wordt op dezelfde wijze door decimeering la liste nationale gevormd der verkiesbaren voor de hoogere functies, bv. van volksvertegenwoordiger. De volksvertegenwoordigers worden, evenals de consuls, benoemd door den Sénat conservateur, welks leden, 60 in getal, voor het leven zijn gekozen en onafzetbaar zijn. De wetgeving gaat uit van het gouvernement: de consuls maken, in overleg met den Staatsraad (Conseil d’Etat) de wetsvoorstellen op, die zij overleggen aan Tribunaat en Wetgevend Lichaam. Het eerste (100 leden, voor 5 jaar door den Senaat benoemd) bespreekt de wetten; het tweede (300 leden, op dezelfde wijze gekozen; elk departement is minstens door één burger vertegenwoordigd) moest, zonder nadere discussies, aannemen of verwerpen.
De uitvoerende macht berustte bij drie consuls, voor 10 jaar benoemd en herkiesbaar. De keuze zou geschieden door den Senaat; nu voor de eerste maal werden de namen reeds door de grondwet aangegeven (Bonaparte, Cambacérès, Le Brun). Alle werkelijke macht was in handen van den eersten consul, wiens invloed grooter was dan die van Lod. XVI onder de constitutie van 1791. Door een plebisciet werd deze geheele machinerie goedgekeurd. Niet de grondvergaderingen van 1793 en 1795 werden opgeroepen, wijl Nap. debatten vreesde; maar in elke gemeente werd een register van aanneming en verwerping ingericht, waarin ieder burger met „oui” of „non” zijn goed- of afkeuring schreef; 3 mill. stemmen waren voor, slechts 1500 tegen.