Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Oosterbeek

betekenis & definitie

Oosterbeek, - dorp aan den Veluwezoom, in het Oostelijke, afzonderlijk gelegen, deel der gemeente Renkum, in 1919 ruim 7000 inw., een der bekoorlijkste plaatsen in ons land. Twee spoorwegstations: Oosterbeek-Laag (spoorw. Arnh.—Nijm.) en O.-Hoog (spw.

Arnh.—Utr.); bovendien (stoom- en electr.) tramweg Arnh.— Wageningen; druk vreemdelingenverkeer, hotel- en pensionwezen. Vermelding verdienen: bekende uitspanning Westerbouwing, eigendom der gemeente, aan den Rijn, hoog gelegen, met prachtig vergezicht; de schilderachtige buurt Zweiersdal nabij het dorp, de landgoederen Dreien, Zonnenberg en de Hemelsche berg; het laatste, in de 18e eeuw gebouwd met tuinaanleg uit de eerste helft der 19e eeuw, was de woonplaats van J. Kneppelhout en werd na den dood zijner weduwe (1919) gemeenteeigendom en openbaar park. Meermalen is tevergeefs getracht O. van Renkum los te krijgen als een eigen gemeente; aansluiting bij Arnhem schijnt eer mogelijk.

< >