Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Obi of ombi-eilanden

betekenis & definitie

Obi of ombi-eilanden - eilandengroep behoorende tot de afdeeling Batjan der residentie Ternate, op ± 1° 30' Z.B. en tusschen 127° 20' en 128° 15' O.L. Het grootste eiland, Ombi-Ra of Obi Bĕsar, en van de kleinere Gĕmoemoe, zijn alleen bewoond. Het hoofdeiland wordt voor 4/5 ingenomen door met zwaar bosch begroeid gebergte (toppen van 1000 a 1200 M. hoogte); de bosschen leveren goed timmerhout, sagoepalmen, gomboomen, enz. Het O.-lijk deel is laag en vlak, zooals over het geheel de kusten. De fauna heeft reeds gedeeltelijk een Australisch karakter (kakatoe’s, paradijsvogels, loophoenders).

De bewoners, bijna uitsluitend aan de monding van enkele rivieren gevestigd, houden zich op met vischvangst en inzamelen van damar; tot dit laatste doel zijn er ook nederzettingen van Batjanners en bewoners van Halmahéra (Galélareezen en Tobéloreezen). Litt.: Levysohn Norman in Tijdschr. Aardr. Gen., 2e Rks., Dl. 4 (1885); Stormer in Tijdschr. Batav. Gen., Dl. 32 (1889); Verbeek in Jaarb. Mijnw. (1908).

< >