Noodwendigheid beteekent in ’t algemeen: het niet-anders-kunnen-zijn, de volledige wetmatige bepaaldheid eener zaak. Er zijn verschillende soorten van n. De psychologische (subjectieve) bestaat in de afhankelijkheid eener theoretische of praktische gedraging van het individueele wezen en karakter. De fysische n. is het niet-kunnen-uitblijven der werking bij het intreden van haar oorzaak, de strenge wetmatigheid van het natuurgebeuren.
De logische noodwendigheid is het gebonden-zijn van het gevolg aan den grond; het gevolg geldt noodwendig, wanneer het grond-oordeel als geldend aangenomen is. Daaruit volgt dat een absolute onafhankelijke noodwendigheid binnen de perken onzer ervaring onbereikbaar is. De reeks der oorzaken is nooit afgesloten en zoo openbaart zich elk lid dier reeks logisch als niet absoluut noodwendig, maar als absoluut toevallig.
Dit inzicht hebben wij te danken aan Kant. Op het concludeeren uit het werkelijk zijn tot een abs. noodwendig zijn, berust niet alleen het ontologisch bewijs voor het bestaan van God, dat door Kant weerlegd is, maar ook het determinisme van Spinoza en andere wijsgeeren, dat de noodwendigheid der menschelijke wilshandelingen in absoluten zin beweert. Zie CONTINGENTIE.