New-Castle, - 1) (upon Tyne), Engelsche stad, hoofdplaats van Northumberland, waarin zij een graafschap op zichzelf vormt; op de heuvelige oevers van de Tyne; 223.000 inwoners. Oorspronkelijk genoemd Pons Aelii, naar een brug gebouwd door keizer Hadrianus in 120 n. C. Robert van Normandië stichtte den burcht, waarvan de naam is afgeleid (1080). Het tegenwoordige N.-C. heeft een eersten rang onder de groote centra van Britsche nijverheid. De reusachtige kolenvelden erbij deden industie van ijzer, chemicaliën, glas, aardewerk en machines ontstaan; veel kolenuitvoer en enorme scheepsbouw; Armstrong’s kanongieterij.
Ned. consulaat. Bezienswaardig zijn: het oude kasteel, de Gothische hoofdkerk (St. Nicholas) met den 15eeeuwsche lantaarn-toren, de algemeene beurs of royal arcade (een lang Korinthisch gebouw, waarin de handelsbanken), oude torens, nog overblijfselen van den muur van Hadrianus, die over den grond dezer stad liep en het standbeeld van George Stephenson. Prachtig is de Grey-street, een der hoofdstraten van N.-C., terwijl als meesterstuk van ingenieurskunst de High Level Bridge (Hooge Brug) beroemd is (ontworpen door Robert Stephenson).
2) (under Lyme), stad in Eng. grfsch. Stafford, ruim 50 K.M. ten Z. van Manchester; 67.000 inw. Belangrijk om de nabijheid der Potteries (pottenbakkerijen). Ook andere industrieën in de omgeving. Een zijkanaal verbindt de stad met den scheepvaartweg naar Theems, Mersey, enz.
3) stad in Nieuw Zuid Wales, Australië, aan de monding van de Hunter. Kolenmijnen in de nabijheid. Daardoor uitvoerhaven van kolen; verder voor wol en bevroren vleesch. Aantal inw. met voorsteden 9000. Ned. consulaat.