Northumberland, - het N.-lijkste graafsch. van Engeland, begrensd in ’t N. door de rivier Tweed; 5230 K.M.2 ; 697.000 inw. N. bezit een wisselende oppervlakte, langzaam rijzend van de kust tot de Cheviot-Hills, op de Schotsche grens. De heuvels zijn bedekt met gras of mos en hei. Vooral de dalen in ’t O. zijn vruchtbaar, o. a. van de Tyne en Blyth.
Veeteelt bloeit: Cheviotschapen ; kort-hoornig Durham-vee. Visscherij aan de kust. Economisch is het land van belang om de kolenvelden, lood- en zinkerts. Vandaar veel industrie : ijzerbewerking, scheepsbouwerij, touwslagerij, chemische industrie, glasfabricatie, pottenbakkerij, enz. langs de Tyne. Voornaamste plaatsen: Newcastle (hoofdstad), Tynemouth, North-Shields, Alnwick, Hexham en Morpeth,