Naber (johanna W. A.) - geb. 1859, dochter van prof. S. A. Naber, heeft verscheidene verdienstelijke geschiedwerken geschreven, waarvan het meest bekend zijn: Gesch. v. Ned. tijdens de inlijving bij Frankrijk, 1810—13, bekroonde prijsvraag van Teyler’s Genootschap, (Haarl. 1906), 2e dr. 1909 en 3e dr. 1913 onder den titel: Overheersching en Vrijwording, De Vorstinnen van het huis Oranje (met Mej. de Neve) (1898, 2e dr. 1909); Elis. Wolff en Aagje Deken (1912) (bekr. door Teyler’s Gen.); Van de Revolutie tot de Restauratie (levensschetsen), 3e dr. 1913; Joan Melchior Kemper (1913), naar de familiepapieren; en Uit de Diepte naar de Hoogte, 3 dln. (1917), waarvan het laatste (Paul Rabaut) de herleving van het Fransche Protestantisme in de 18e eeuw behandelt.
Op het gebied der vrouwenbeweging in ons land heeft Mej. N. een belangrijke plaats door haar arbeid in verscheidene vereenigingen (o. a. presidente van den Nationalen Vrouwenraad) en haar schetsen van leven en arbeid der wegbereidsters voor een betere positie der Nederl. vrouwen in: Van ome Oud-tantes en Tantes (Haarl. 1917), Leven en Werk van Jkvr. De Bosch Kemper (1918).