Myxomyceten, - of Slijmzwammen, een groep van lagere planten, die voorkomen op rottende plantendeelen en daarop vruchtlichamen van zeer verschillenden vorm en uiterlijk maken: soms gesteelde zakjes, enkele millimeters groot, soms grootere felgekleurde bolvormige of halfbolvormige deelen. Deze deelen hebben een brozen wand, waarbinnen kleine bolronde sporen worden gevormd, benevens andere cellen (draden of een netvormig weefsel, capillitium geheeten), die voor de verspreiding der sporen dienen. Als de spore op een geschikten en natten bodem valt, begint hij te kiemen, het protoplasma komt naar buiten, vormt een trilhaar, en de z.g. zwermspore gaat rondzwemmen.
Na eenigen tijd wordt het trilhaar ingetrokken en de nog steeds naakte protoplasmaklomp, die dan een myxamoebe wordt genoemd, vertoont kruipende bewegingen. Weldra beginnen verschillende myxamoeben met elkander te versmelten tot een groote protoplasma-massa (plasmodium), die langzamerhand duidelijk voor het bloote oog zichtbaar wordt en dezelfde kruipende (amoeboïde) beweging vertoont als de myxamoebe. Na verloop van tijd, meestal afhankelijk van de hoeveelheid beschikbaar voedsel en water, gaat het plasmodium over tot de vorming van de boven beschreven vrucht(spore)lichamen.
M. komen in ongeveer 400 soorten over de geheele aarde verspreid voor. In ons land is vooral opvallend Fuligo septica, waarvan het groote chroomgele plasmodium op run voorkomt, terwijl de samengesmolten vruchtlichamen eveneens zeer groot zijn.