Moena - eiland ten Z. van den Z.O. arm van Celebes, tusschen 122°20' en 122°22' O.L. op 5°25' Z.B., grootendeels heuvelachtig, met schralen plantengroei, daar ’t regenwater onmiddellijk in den bodem dringt en er bijna geen humus voorkomt. M. is bekend om ’t er voorkomende djatihout, ^ 40.000 H.A. Het grootste dorp is Lombai, aan straat Boeton. De bevolking belijdt den Islam; in het Z. en W. vindt men nog heidenen. Volgens Dr.
J. Elbert is de oorspronkelijke bevolking verwant met de Toalas, maar is zij met hoogerstaande elementen zeer vermengd. Over ’t algemeen staat ze op lagen trap van beschaving; de huizen zijn primitief; ten aanzien van de pottenbakkerij, vlechten en weven hebben ze alle hoogere en kunstvollere vormen van Boetonners en Boegineezen overgenomen; aan lijfsieraden en bonte stoffen wordt echter veel waarde gehecht. De taal is nauw verwant met het Boetonsch. Litteratuur: Dr. J. Elbert, Die Sunda-expedition I; Verslagen Dienst van het Boschwezen sedert 1912; Tijdschr. Kon. Ned. Aardr. Gen. 1910.