Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Minangkabau

betekenis & definitie

Minangkabau - Oudtijds moet op M.-Sumatra een machtig rijk gebloeid hebben, waarvan de zetel gevestigd was te Pagarroejoeng, aan den W.-lijken voet van den Goenoeng Boengsoe, enkele K.M. ten O. van Fort van der Capellen, in de Padangsche Bovenlanden. Deze plaats heet eigenlijk Tigó Balai, terwijl oorspronkelijk de naam Pagarroejoeng gedragen werd door een plek in de Sinamarrivier ten Z.O. van Boeŏ, waar een Hindoe-Jav. vorst omstreeks de 14e eeuw een pagar van palmhout (roejoeng) zou hebben laten plaatsen, ter beveiliging van een badplaats tegen krokodillen. De naam is later door de Europ. op genoemde plaats overgebracht waarheen de vorsten hun zetel later verplaatst hebben. In de 14de en 15de eeuw moet het rijk geheel Midden-Sumatra omvat hebben, maar toen de Hollanders zich in den Archipel vestigden, was de macht weer ongeveer beperkt tot het oorspronkelijke binnenland, ± de tegenwoordige Padangsche Bovenlanden, de „alam Minangkabau”.

De meest bekende der Sumatraansche vorsten is Adityawarman geweest (± 1340-1375), uit wiens tijd de meeste der Hindoeoudheden, in Minangkabau aangetroffen, dateeren; in het begin zijner regeering stond hij onder Jav. suzereiniteit, wellicht ook later nog. Het gezag der Minangkabausche vorsten over de bewoners der Pad. Bovenlanden schijnt, vooral in later tijd, meer van mystiek-godsdienstigen dan van staatkundigen aard te zijn geweest, zoodat de volksinstellingen der Minangkabauers zich onafhankelijk daarvan hebben kunnen ontwikkelen.

< >