Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Mijnworm

betekenis & definitie

Mijnworm, - Ancylostoma duodenale, een draadworm. Wijfje tot 18 m.M. lang, mannetje kleiner. Parasiteert in den dunnen darm van den mensch, hecht zich hierin vast met den met krachtige tanden bewapenden mond, dringt hierbij diep in het slijmvlies door, zoodat bloedvaten getroffen worden; leeft van bloed. Doordat de m. zich gaarne verplaatst en de wonden lang nabloeden, verliest de gastheer veel bloed, wat, vooral wanneer het aantal parasieten groot is, levensgevaar kan opleveren.

De eieren komen met de faeces naar buiten en moeten, willen zij zich kunnen ontwikkelen, komen in een vochtige zuurstofrijke omgeving met een temperatuur van 14°-37° C. De jonge larve, die uit het ei komt, leeft in dezelfde omgeving, in water, op vochtige muren of mijnwanden, enz.; hier kan zij vele maanden in leven blijven en is dan in staat den mensch te infecteeren. Dit geschiedt òf door den mond (drinkwater, vochtige handen) òf direct door de huid langs de haren. Geschiedt dit laatste, dan geraken de larven door den bloedstroom in den darm. De levensduur in den darm kan tot 5 jaren zijn. — De m. veroorzaakt de gevaarlijke tunnelziekte of Egyptische chlorose, bekend uit Egypte en Brazilië. In 1880 schijnt de ziekte naar Europa te zijn overgebracht; bij het doorgraven van den St. Gothardtunnel zijn vele werklieden ziek geworden, vandaar de naam. Thans komt zij nog op vele plaatsen in Europa voor, verder in Egypte, Indië en Amerika. In 1886 is zij voor het eerst in Limburg opgetreden; na dien tijd ook bij steenbakkers aan Maas en Waal, gelukkig niet in grooten omvang.

< >