Mesembrianthemum - plantengeslacht der Aizoaceeën met 400 soorten, meest in Z.-Afrika, enkele in Arabië, Australië, enz. Het zijn kleine kruiden of halfheestertjes met vleezige, bol-, tong-, cylinder- of anders gevormde, zelfs op kiezelsteentjes gelijkende blaadjes (M. Bolusi M. simulans, enz.), en eind- of okselstandige, meest alleen bij zonneschijn geopende, soms geurige bloemen. Deze hebben een krans van smalle, glanzige, gele, oranje, roode, rose of witte kroonblaadjes en talrijke meeldraden.
Soms blijven de bloemen ook ’s nachts open (M. albidum, enz.). Van M. edule worden de jonge scheuten als groente gebruikt; haar eetbare vruchten zijn de „Hottentot-vijgen”. M. crystallinum, het IJskruid, wordt hier als eenjarig sierplantje geteeld. De bladeren en stengels zijn dicht bezet met glasachtige blaasjes. Afgesneden takken kunnen dagenlang in zonneschijn en droogte liggen, zonder dat uit de blaasjes het vocht verdampt. Tot dezelfde groep (Papulosa) behoort M. cordifolium, waarvan de goudbonte vorm als perk- en hangplantje gekweekt en bij 10—15° C overwinterd wordt. Behalve de genoemde blaasjes zijn verdere beschuttingsmiddelen tegen fel licht: de grijs-blauwe bladkleur, vliezige schutblaadjes, de als scherm werkende resten der oude blaadjes en voorts, bij enkele soorten, de z.g.n. „vensterbladeren”. Deze kleine, vleezige, bijna geheel in de aarde verborgen bladeren hebben aan de bovenzijde doorschijnende gedeelten, waardoor het zonlicht op het wandstandige bladgroen slechts als diffuus licht kan inwerken. In sommige kweekerijen vindt men van M. zeer omvangrijke verzamelingen.