Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Mèntawei-eilanden

betekenis & definitie

Mèntawei-eilanden - groep van ± 125 eilanden en eilandjes, aan de W.-kust van Sumatra, tusschen 0.55° en 3°20' Z.B. en 98°35' en 100°30' O.L. De 4 grootste zijn: Siberoet, Sipoera, Noord-Pagai en Zuid-Pagai; deze zijn van vulkanischen oorsprong en heuvelachtig, hoogste top op Siberoet 345 M. Alleen de 4 groote eil. zijn voortdurend bewoond; de totale bev. werd in 1907 op ± 17.000 geschat. De bevolking, de Mentaweiers, zijn in ethnographisch opzicht merkwaardig, in zooverre ze nog al sterk van het type der bewoners van het W.-lijk deel van den Archipel afwijken, en volgens sommige onderzoekers overeenkomst vertoonen met Polynesiërs. Zoo komt b.v. lichtgolvend haar veel voor, soms wel kroeshaar; de mond is minder vooruitstekend, de oogen zijn amandelvormig. Tatouage komt bij hen voor; het zwart maken der tanden niet.

Ook de kleeding is eigenaardig; de mannen dragen, als elders in den Archipel ook wel voorkomt, een schaamgordel van geklopte boomschors, maar de vrouwen dragen buitenshuis om schouders en borst een korten mantel van uitgerafelde pisangbladeren, en om het middel een rokje daarvan; de jonge meisjes alleen dit laatste. Sommige woningen zijn voor 30 a 40 huisgezinnen, andere voor slechts één gezin bestemd. Het hoofdvoedsel is sagoe, die wordt aangeplant, evenals tabak, suikerriet en aardvruchten; rijst wordt niet verbouwd, maar wel ingevoerd. De nijverheid beperkt zich bijna uitsluitend tot het vervaardigen van hun groote, uit uitgeholde boomstammen bestaande vaartuigen, hun middel van verkeer, ook langs de kusten van het eigen eiland. Vermeldenswaard is dat hun voornaamste wapenen nog steeds pijl en boog zijn, wat in het algemeen overigens niet in het W., wel in het O. van den Archipel wordt aangetroffen. De lijken der afgestorvenen worden in het algemeen op een stellage in het bosch gedeponeerd, op enkele plaatsen der Pagai-eil. begraven.

De godsdienst bestaat vooral in de vereering van geesten, zonder tempels of godenbeelden. De taal is nog niet voldoende onderzocht, maar moet met het Niasch verwant zijn, ondanks groote verschillen. Van stamindeeling is niets bekend; in elk dorp vond men eenige hoofden, die echter weinig invloed hadden; er is thans een controleur of gezaghebber gevestigd te Moeara Siberoet; de M.-eil. vormen een onderafd. van de afd. Padang der res. Sumatra’s Westkust. Litteratuur o. a.: Maass, Bei liebenswürdigen Wilden (1902); Hansen, De groep N.- en Z.-Pagèh van de M.-eil. (Bijdr. Taal-, L.- en V.kunde, dl. 70, 1914).

< >