Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Menschenoffer

betekenis & definitie

Menschenoffer - De naam m. is in gebruik voor een tamelijk ongelimiteerde groep van gebruiken, die alle gemeen hebben dat er menschen bij worden gedood, hoewel op vele van deze de naam m. zeker niet past. Het levend begraven van pasgeboren meisjes, het dooden van krijgsgevangenen na een overwinning, het levend begraven of slachten van slaven of andere menschen bij het graf van aanzienlijke personen, de beruchte weduwenverbranding in Indië en elders, al deze gebruiken zijn niet zondermeer tot het m. te rekenen. In vele gevallen is niet te zeggen of we met een „offer” te doen hebben of niet, bij welke vraag weer alles afhangt van de voorstelling, die we aan de gedachte „offer” verbinden. Als de naam „offer” zijn religieuze beteekenis houden zal, moeten we hem beperken tot die gebruiken waarbij de mensch in verbinding treedt met bovenzinnelijke machten.

Van m. is dus alleen te spreken wanneer het dooden van een mensch ten doel heeft bovennatuurlijke macht(en) te beïnvloeden. Ook in dien zin komt het m. bij ongeveer alle volken voor. Bij sommige oude kultuurvolken (Egypte, Babel) is het dubieus of we met een eig. m. te doen hebben. Bij andere (Indiërs, Grieken, Chineezen, Azteeken, Germanen) handhaaft het zich niet alleen in de litteratuur, maar ook in den kultus tot diep in den historischen tijd. Vooral bij de Traco-Frygische en vele Semietische stammen nam het een groote plaats in. — Het m. is de uitdrukking van de meest uiteenloopende religieuze voorstellingen. Terwille van het overzicht is het noodig, de verschillende vormen van m.’s in rubrieken te verdeelen, welke indeeling uiteraard kunstmatig is, en alleen praktische, geen wetenschappelijke waarde heeft. Men kan onderscheiden: 1) de verzoenende m.’s; 2) de preventieve m.’s.; 3) de m., die bedoelen: de opwekking of versterking van de levenskracht van goden of menschen; 4) de ritueele zelfmoord; 5) de verzachte m.’s. Tot de verzoenende m.’s moeten gerekend worden vele gevallen van het dooden van krijgsgevangenen na de overwinning: ze worden gegeven aan den god ter verzoening van zijn toorn over hun tegenstand.

Misschien is de Israeliëtische „ban” zoo op te vatten. Ook is de doodstraf van den misdadiger oorspronkelijk zoo te beschouwen: het is de verzoening van den god, die den stam beschermt tegen overtreders. Bij verschillende volken draagt de doodstraf nog altijd het karakter van een offer aan den god, en wordt onder religieuze ceremoniën voltrokken. De misdadiger heeft het goddelijk recht geschonden, en nu moet de vertoornde god door zijn dood worden verzoend. Het m. is dus hier een uiting van zedelijk besef: de godheid wreekt het geschonden recht. Daarom wordt zoo’n straf voltrokken „voor het aangezicht” der goden (vgl. hoe Samuel Agag in stukken hakt „voor het aangezicht van Jahve”, I Sam. 15 : 33). Tot deze verzoenende m.’s behooren ook al die gevallen waar het plaats heeft om een of andere ramp (pest, droogte, overstrooming, vijanden, enz.) af te wenden. Het preventieve m. kan verschillende bedoelingen hebben.

Een der meest voorkomende vormen, vooral in de Semietische wereld, is het bouwoffer. Bij den bouw van een huis of stad of brug placht men kinderen of ook wel volwassenen levend te begraven in de fundamenten of onder het huis, of ook wel werd een mensch gedood wiens bloed men liet vloeien in den bodem waarop het huis zou worden gebouwd. Zulke bouwoffers bedoelen den aardedaemon te bezweren en rampspoed uit het huis te weren. Een verder voorbeeld van een preventief m. is b.v. als (bij zeevolken) vóór de uitvaart menschen worden geofferd om zich een gelukkige thuiskomst te verzekeren. Zoo b.v. de Noormannen die bij hun Viking-raids menschen offerden. Van denzelfden aard is het levend begraven van menschen op gevaarlijke plaatsen (steile rotsen) of het verdrinken in gevreesde zeeëngten. Het dooden van menschen bij gevaarlijke ondernemingen, oorlog e. d. kwam tot diep in den historischen tijd voor b.v. bij de Grieken. Zulke preventieve m.’s komen voor bij de meeste kultuurvolken: Semieten, Grieken, Galliërs, Hindoes, enz.

Als een bijzonder soort van preventieve m.’s kan men rekenen die welke vooraf worden beloofd en achteraf gebracht: de gelofte-offers. Als voorbeeld zij genoemd het offer van Jefta’s dochter, Richt. 11 : 30. Zulk een offer dient nat. om zich bij voorbaat de gunst van de godheid te verzekeren. Een zeer groote groep vormen die m.’s die bedoelen de versterking van de levenskracht van goden of menschen. Als vegetatie-riten handhaafden ze zich tot diep in den historischen tijd toe. Achter dit vegetatieoffer ligt dezelfde gedachte die ook aan het kannibalisme ten grondslag ligt: menschen worden gedood om zich hun levenskracht toe te eigenen door den zetel der levenskracht (hart, hersenen, lever, bloed, enz.) op te eten. Een eigenaardige vorm van dit soort m. is de z.g.n. „sakrale koningsmoord”, waarmee bedoeld wordt het bij vele natuurvolken (maar ook kultuurvolken) voorkomend gebruik om den koning, in wien naar „primitieve” opvatting, het stamleven zich concentreert, te dooden voordat hij geheel „op” is. Zoodoende wordt zijn levenskracht gered van verkwijning en gaat op den jongen koning over, die in zijn plaats treedt.

Ook het hier en daar voorkomende dooden der ouders, voordat ze geheel verzwakken, behoort tot dezelfde gedachtensfeer. In al deze gevallen gaat het er om het in de menschen wonende „mana” ten bate der overlevenden aan te wenden. (Wanneer de z.g.n. „ritueele moord” der Joden, die beschuldigd worden bij hun kultus menschenbloed — vooral bloed van kinderen — te gebruiken, geen laster was, dan zou dat gebruik ook hier ter sprake moeten komen. Maar deze heele beschuldiging schijnt niets anders te zijn dan een grove uiting van anti-semitisme.) De ook uit den Bijbel bekende offers van eerstelingen schijnen oorspronkelijk als het leven versterkende offers te zijn bedoeld. (Lev. 19 : 23 v.v; Deut. 14 : 22 v.v.; 18 : 4; 26 : 5 e. a.). Het eersteling-offer kwam blijkbaar bij alle WestSemieten voor (Karthagers, Foeniciërs, Kanaanieten, Moabieten) en bij tal van andere volksstammen in Australië, Afrika, Amerika, China enz. Soms wordt het eerstgeboren kind van elke vrouw door de stamleden plechtig opgegeten, elders werden ze alleen maar gedood. Sommige stammen op Nieuw-Guinea dooden het eerste, derde enz. kind. Het schijnt dat ook de reïnkarnatie-voorstelling hier haar invloed deed gelden (b.v. in Indië). Ritueele zelfmoord komt over de heele wereld voor in allerlei vormen: zich werpen van een steile rots, zich storten in een heilige rivier (Ganges), zich werpen onder de wielen van den heiligen wagen van Dsjaganâth. Zieke personen laten zich brengen naar de oevers van een heilige rivier om zich daar ter eere der goden te verdrinken.

Als het vrijwillig afstand doen van het leven bij het graf van een koning of echtgenoot ook „offer” genoemd mag worden, dan behoort het tot deze groep. Het meest befaamd is van deze soort de weduwenverbranding op het graf van den echtgenoot in Indië, welk gebruik in 1829 door het Britsche gouvernement is verboden: Niet alleen weduwen maar ook anderen brachten zichzelf om het leven bij het graf van een vorst, b.v. in Japan bij het graf van den Mikado. In China bedroeg het getal van hen die vrijwillig den dood zochten op het graf van één doode, soms vele tientallen. Niet altijd is de „vrijwilligheid” volkomen, ook niet bij het weduwenoffer; er zijn middelen genoeg om het vrijwel af te dwingen; het gebruik gelijkt dan veel op het het zeer veelvuldig voorkomende dooden van menschen op het graf, waarvan het klassieke voorbeeld is het dooden van 12 Trojanen door Achilles op het graf van Patroklus. Maar deze gebruiken kunnen eig. niet m. worden genoemd, ze bedoelen in vele gevallen stellig alleen den doode gezellen te verschaffen in het hiernamaals. In de meeste landen is het m. door de kultuur overwonnen, of bleef alleen nog in verzachten vorm bestaan.

Dat „verzachten” kan op verschillende wijze plaats hebben: 1e. door loskoopen van het offer, b.v. in Israël met de eerstelingen der menschen; 2e. door in plaats van een mensch een dier te offeren; 3e. door in de plaats van het dooden de verminking te stellen: het toebrengen van bloedende wonden, of geeseling. Misschien is de bij vele volken voorkomende besnijdenis in vele gevallen ook als verzachte vorm van het m. op te vatten, evenals het offeren van de z.g.n. „zieledragers’’, haar en nagels; 4e. door imitatie, waarbij de schijnbeweging wordt gedaan alsof men het offer doodt, dus zinnebeeldig offeren; 5e. het offeren van een fantoom, een menschenbeeld van hout of klei of stroo. Zij nog opgemerkt dat de meestvoorkomende vormen van het m. zijn: het levend begraven, het ophangen aan heilige boomen, het doorsnijden van de keel, het doodslaan met een knots, en (zeer veelvuldig): het doodmartelen, b.v. door het slachtoffer levend de huid af te stroopen, of de borst open te rijten om het nog kloppende hart eruit te rukken. — Litt. J. C. Frazer, The dying god, in: The golden bough, III (1911); E. Westermark, Origin and development of the moral ideas (1906—08). (Deze beide werken handelen vooral over het m. bij de natuurvolken); A. Weber, Ueber Menschenopfer bei den Indern der vedischen Zeit in: ZMDG XVIII; H. H. Wilson, On human sacrifices in the ancient religion of India, Select works II 247 ss.; F. Schwenn, Die Menschenopfer bei den Griechen und Römern, in: Religionsgeschichtl. Versuche und Vorarbeiten, XV, 3 (1915); J. S. Reid, Human sacrifices at Rome, in: Journal of roman studies II (1912); E. Mogk, das M. bei den Germanen, in: Abh. d. Ph. KI. K.S.G. d. W. XXVII (1909); Fr. von Löher, Ueber die angeblichen M. bei den Germanen (1882).

< >