Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Melasse

betekenis & definitie

Melasse - de strooperige vloeistof, welke achterblijft in de suikerfabrieken na het afcentrifugeeren der suiker (zie SUIKER). Ze bestaat bv. uit water 20 %, suiker 50 %, organische nietsuikerstoffen 20 %, minerale zouten 10 %. Zij wordt òf door bijzondere melasse-ontsuikerings-procédé’s ontsuikerd (zie bij SUIKER), òf als grondstof gebezigd voor de spiritusfabrikatie door de suiker tot gisting te brengen, òf ten slotte kan ze, gemengd met haksel, turfmeel en dergelijke, direct als veevoeder worden gebruikt, hetgeen vooral in de crisisjaren 1914—18 in ons land veel het geval is geweest. Na ontsuikering of gisting en destillatie, blijft de z.g.n. „Schlempe” achter, welke een zeer kostbare bron is voor kaliumverbindingen (zie bv. KALIUMCARBONAAT) en voor Cyaanverbindingen (zie NATRIUMCYANIDE).

M. wordt als veevoeder gebezigd. — De smaak is voor de dieren in den regel niet aangenaam; de zouten veroorzaken licht diarrhee. Men mag daarom niet veel geven, vooral bij zwangere dieren moet men zeer voorzichtig zijn. M. is dik vloeibaar en daarom moeilijk te voederen. Vroeger werd m. daarom met veel water verdund. Later heeft men m. vermengd met andere voedingsmiddelen, ook zelfs met als voedsel waardelooze stoffen, die m. resorbeeren en een gemakkelijk te voeren en te vervoeren mengsel vormen.

Zoo kent men pulpmelasse (melasse met droge pulp), stroohakselmelasse, Palmpitmelasse, bostelmelasse, spoelingmelasse, Otamelasse, Kokosmelasse, Ampasmelasse (Molasstego), bloedmelasse en zelfs turfmeelmelasse. Melassevoedsel kunnen in ’t rantsoen voor paarden de helft van den haver vervangen, bij runderen heeft men ook goede resultaten met melassevoedsels gekregen. De m. mag nooit zuur of bedorven zijn. Aan paarden geeft men hoogstens 3 K.G. m. per dag, aan runderen 2 a 3 K.G.

< >