Natriumcyanide, - CNNa, het natriumzout van blauwzuur, kleurlooze verbinding, wordt in het laboratorium o. a. verkregen door blauwzuur te leiden in een alkoholische oplossing van natriumhydroxyde of door verhitten van ferrocyaannatrium. De waterige oplossing reageert, door hydrolyse, sterk alkalisch en riekt naar blauwzuur. N. is zeer vergiftig. Het geeft met allerlei cyaniden van zware metalen complexe zouten. — Het groote gebruik van n. bij de extractie van goud uit de goudresten, heeft de bereiding ervan in weinige jaren tot een belangrijk onderdeel der chemische grootindustrie gemaakt.
Voor de technische bereiding komen in hoofdzaak drie methoden in aanmerking, n.l.: 1e. uit ferrocyaniden, meestal natriumferrocyanide, geel bloedloogzout, een belangrijk bijproduct van de bereiding van lichtgas. Vroeger werd dit zout gesmolten met soda of potasch, tegenwoordig voordeeliger volgens Erlenmeyer met metallisch natrium, volgens de vergelijking: Na4Fe (CN)6 + 2 Na ➝ 6 NaCN + Fe. Het gebruik van het overeenkomstige kaliumzout is tegenwoordig afgeschaft, daar het onnoodig duurder is. Bovendien bevat KCN nog minder cyaan dan NaCN. 2e. uit melasseresten, n.l. uit de ontsuikerde melasse (zie SUIKER). In plaats van deze op „Schlempekohle” te verwerken volgens de gewone manier der potaschfabrieken (zie KALIUMCARBONAAT), onderwerpt men ze volgens het Dessauerproces van Bueb in steenen retorten aan een droge destillatie, en de ontstane gassen aan een oververhitting bij ± 1000° C. Daarbij gaan de organische stikstofverbindingen (o. a. trimethylamine (CH3)3N) grootendeels over in cyaanwaterstof en ammoniak. Het eerste wordt geabsorbeerd in water, geneutraliseerd met natronloog en in vacuum ingedampt. Bij deze wijze van werken wint men niet alleen de waardevolle cyaniden, doch daarna uit het gas ook ammoniumsulfaat door absorptie van de ammoniak met zwavelzuur, terwijl dan tenslotte nog een brandbaar gas overblijft, dat voor een deel de retorten kan verhitten. Bovendien houdt men naast dit alles de „Schlempekohle" evengoed als bij het oude proces over. 3e. uit ammoniakgas en koolstof met soda of natriummetaal.
Met soda werkt het procédé Beilby. Hierbij wordt soda gesmolten, vermengd met reeds gemaakt cyaannatrium ter verlaging van het smeltpunt; door deze massa wordt ammoniakgas geperst en in kleine hoeveelheden koolstof toegevoegd. Er ontstaat dan cyaannatrium en een brandbaar gasmengsel, dat mede voor de verhitting kan dienen: Na2CO3 + 4 C + 2 NH3 ➝ 2 NaCN + 3 CO + 3H2. De Frankfurter Goldund Silberscheideanstalt exploiteert het procédé Castner, dat uit gesmolten natrium en ammoniakgas eerst natriumamid maakt, en dit met koolstof overvoert in n. volgens de vergelijking: C + NaNH2 ➝ NaCN + H2. Beide reacties zijn in het Castnerproces tot één vereenigd, door koolstof en gesmolten natrium eerst in ammoniakgas te gloeien, en daarna de temperatuur tot ± 800° C. op te voeren, waarbij het cyanide gevormd wordt. Intermediair ontstaat natriumcyaanamide, CN2 Na2. — Behalve deze drie groepen voor de bereiding, komen op kleine schaal nog in aanmerking: reductie van sulfocyaniden (rhodaniden), omzetting van kalkstikstof met soda of keukenzout door samensmelting, uit baryumcyanide verkregen door baryumcarbid te verhitten in stikstof, en eenige nog minder belangrijke processen.
Praktisch al het geproduceerde cyaannatrium (± 15000 ton per jaar) wordt gebezigd voor de extractie van goud uit de resten van het amalgamatieproces; zie GOUD. Het moet daarvoor bijna steeds over zee worden vervoerd, en dus worden ingedampt tot vast zout, om later weer te worden opgelost. Er bestaat daarom een streven, de fabrikatie van het n. naar de goudwerken zelf te verleggen, ten einde de vracht en vooral de hooge indampkosten te sparen. N. wordt zeer oneigenlijk verkocht op gehalte aan cyaankalium (!). Men bedoelt daarmee een hoeveelheid cyaankalium, welke met het n. chemisch aequivalent is. Zoo wordt zuiver n. weergegeven door 132%!