Mazdeïsme. - De met dezen naam aangeduide godsdienst heet óf M. (naar den voornaamsten god: Mazda Ahoera), öf Zoroastrisme (naar den stichter), óf Parsisme (naar een kleine groep van in Voor-Indië wonende belijders). Zarathoestra (omtrent wien overigens veel onzekerheid bestaat) knoopte aan bij den ouden volksgodsdienst, maar zette boven alle vereerenswaardige wezens den éénen god Mazda, in wien hij alle goddelijk werken vereenigde, en waardoor hij met één slag het oude polytheïsme overwon. Mazda Ahoera of Ahoera Mazda is de scheppende lichtgod, de god van reinheid en waarheid, de gever van alle goede gaven, de Alvader. Geen god der oude wereld, behalve Jahve, nadert zoo dicht het monotheisme als deze Mazda.
Maar reeds in de oudste heilige schriften ligt het begin van een dualisme, waarbij twee machten tegenover elkander staan, de heilige (spenta) en de booze (angra), die elkaar onophoudelijk bestrijden, en de mensch heeft tot taak aan dien strijd deel te nemen om het goede te doen zegevieren. Aan het einde zal Ahoera Mazda het winnen, en het rijk van den Booze wordt voorgoed vernietigd. Het dualisme draagt dus geen principieel en metafysisch, maar een religieus en praktisch karakter. Ook is het geen dualisme tusschen geest en materie; de lichamelijkheid is niet het zondige element. Principiëeler dan het monotheïsme en het dualisme is het eschatologische element in het M. (zie beneden). Evenals bij alle religieuze reformatoren (Mozes, Amos, Confucius, Mohammed) is bij Zarathoestra een sterk ontwikkeld streven naar sociale rechtvaardigheid; evenals bij Amos valt dat bij hem zelfs samen met de ware religie: het getrouw vervullen van zijn plicht als huisvader, landman, veehoeder is een religieuze taak. De geloovigen die het rijk van leven en waarheid helpen bouwen, worden daarbij ondersteund door een leger van „heilige onsterfelijken”, de trawanten van Ahoera Mazda, wier zinnebeeldige namen wijzen op hun ethisch en religieus karakter. — Deze voorstellingen zijn natuurlijk veel te abstrakt wijsgeerig, om zonder nadere populariseering en aanpassing te kunnen dienen als volksgodsdienst. Het is met het oorspr.
M. gegaan als met de profetische leeringen in Israël: slechts een klein deel des volks kan er bij leven; de groote massa leeft bij de oude onderstrooming, die de zedelijke begrippen tot genieën personifiëert, en ze tevens van hun zedelijken inhoud berooft, maar ze daardoor tastbaarder maakt. Dat proces (het opkomen van vele godenfiguren in een religie die oorspr. arm aan goden is) komt in bijna alle hoogere religies voor, en is te beschouwen als een reaktie der volksreligie tegen de abstrakt-wijsgeerige spekulaties der dogmatiek. In het M. kwamen door deze reaktie de oude taboe-regels van rein en onrein weer naar boven, en werd een nieuwe theologie voorbereid, die het oorspronkelijk dualisme verscherpte, door Ahoera Mazda en Ahriman als twee oorspronkelijk scheppende machten tegenover elkander te plaatsen, beide omstuwd door een heirleger van trawanten. Ahriman wordt nu tot den oppersten duivel, en staat ongeveer tot Ahoera Mazda, als in de Christelijke theologie de duivel staat tot God. — Behalve de Joodsche religie is het M. de eenige religie die een stelselmatige eschatologie ontwikkelde. De laatste der wereldperioden begint met het optreden van Zarathoestra, uit wiens zaad de verschillende wereldheilanden voortkomen, en ten slotte de „messias”, die het rijk van het goede voorgoed doet zegevieren (de eeuw van den Saosyant). Dit is de periode der „voleinding”. In deze voorstelling speelt het chiliasme een groote rol, terwijl ook andere trekken aan de Joodsche en Christelijke apokalyps herinneren. — De kultus van het M. wordt beheerscht door het begrip: reinheid. Deze reinheid wordt allereerst als kultischrituëele reinheid opgevat.
Daartoe wordt de heele wereld verdeeld in twee helften, de reine en de onreine helft, en het heele leven der geloovigen wordt omsponnen met een net van geboden en verboden, waarbij ethische, ritueele en religieuze elementen samenvloeien. — Natuurlijk heeft in een dergelijk ritualistisch godsdienststelsel de priesterschap groote macht. Immers zij alleen kan den weg vinden in het warnet van religieuze bepalingen, en weten hoe alles moet geschieden. Feitelijk staan dan ook de „leeken” onder priesterlijke controle als geestelijk onmondigen. — Er is veel te doen geweest over den samenhang tusschen het M. en het Judaïsme. Nauwelijks is een tweede voorbeeld aan te wijzen van twee godsdiensten die zooveel punten van overeenkomst hebben als deze beide. Toch is historische samenhang tot heden toe niet dwingend aangewezen. De zwakke kant van het M. is zijn gebrek aan mystiek, en zijn nuchter-intellektualistisch karakter. — Litt.: C. P. Tiele, Geschiedenis van den godsdienst in de Oudheid (1893); Caland, Het Parsisme, in: Groote godsdiensten, II, 8 (1913); J. H. Moulton, Early Zoroastrisme ; V. Henry, Le Parsisme (1905); C. de Harlez, Les origines du Zoroastrisme (1878/79); V. W. Jackson, Zoroaster, the prophet of ancient Iran (1899); De heilige boeken van het M. zijn vertaald door Wolf, Avesta, übersetzt 1910, en in The sacred Books of the East, IV, XVIII, XXIII, XXIV, XXXVII, XLVII.