Marguerite de navarre, - (1492—1549), dochter van Charles d’Orléans, graaf van Angoulême, en Louise van Savoie, twee jaar ouder dan haar broeder Frans I, voor wien zij haar leven lang een groote vereering had, huwde op 17jarigen leeftijd met den hertog van Alençon (overleden in 1625) en werd in 1527, door haar huwelijk met Henry d’Albret, koningin van Navarre. In de letterkunde van haar tijd bekleedt zij een belangrijke plaats als dichteres en prozaschrijfster. Zij dichtte chansons spirituelles, waarin zich galanterie aan vroomheid paart. Ook heeft zij schertsende epistels, in den trant van Marot, geschreven en niet zelden Horatius, Dante en Petrarca nagevolgd.
Het grootste gedeelte van haar gedichten werd, onder den titel Marguerites de la Marguerite des princesses, in 1647, te Lyon uitgegeven. Eerst in 1558 verscheen een verzameling van twee en zeventig vertellingen, grootendeels geschreven nà 1647, waaraan men later den titel Heptaméron des nouvelles gegeven heeft. Het werk is een navolging van Boccaccio’s „Decamerone”. Volgens het oorspronkelijk plan zou het tien dagen, ieder van tien vertellingen, omvatten. Ten slotte heeft M. de N. het bij zeven (hepta) gelaten. Men heeft de personen, die zich achter de namen van de vijf heeren en vijf dames, waarvan ieder op zijn beurt het woord neemt, met vrij groote waarschijnlijkheid kunnen aanwijzen. Parlemente is M. de N. zelf, Osile (Loise) haar moeder, Mr. Hircan (Henri) de koning van Navarre, haar man.
De afspraak is, dat er slechts ware verhalen, en liefst van den allerlaatsten tijd, zullen verteld worden. De meeste spelen in hofkringen. De held van de 25ste novelle is Frans I ; de 10de een autobiographie ; een tiental zijn kluchten, het meerendeel liefdesavonturen, enkele worden door verzen opgesmukt. Wat het zedelijk gehalte betreft, staan Heptameron en Decameron vrijwel gelijk. De schrijfster zelf erkent de onzedelijkheid van haar verhalen, en roept een enkele maal een van de heeren, die te ver gegaan is, tot de orde. Het werk geeft een beeld van het salonleven uit dien tijd, dat zich hier, noch elders, door kieschheid onderscheidde. Niet zelden dient het verhaal als uitgangspunt voor een gedachtenwisseling over zedekundige vraagstukken. Platonische ideeën, een ernstige, Protestantsche stemming, wereldsche genotzucht, dit alles treft men aan in deze vlot geschreven, maar te vaak lang gerekte dialogen.
M. de N. heeft ook de dramatische letterkunde beoefend. Van een door haar ondernomen cyclus over het leven van Jezus voltooide zij vier stukken : de geboorte van Jezus, de drie Koningen, den kindermoord en de vlucht naar Egypte. Deze mysterie-spelen zijn eer lyrisch dan dramatisch. In besloten kring liet M. de N. een „Moralité” opvoeren (1547), waarin vier vrouwelijke personen optreden ; „la Mondaine” (de wereldsche genotzucht), „la Superstitieuse” (de Roomsche kerkelijkheid), „la Sage” (de Calvinistische geest) en „la Reine de l’amour de Dieu” (de goddelijke liefde).— Zie : Mary James Darmesteter, La Reine de Navarre, Paris 1900.