Malpighi - (Marcello), geboren 1628 te Crevalcore bij Bologna, gestorven 1694 te Rome. Studeerde medicijnen; hoogleeraar te Bologna, Pisa en Messina, daarna lijfarts van paus Innocentius XI. M. is de grondlegger der mikroskopische anatomie ; hij was de eerste, die met sterke lenzen den bouw van verschillende organen — hersenen, zenuwen, nieren, netvlies, enz. — bestudeerde. Daarnaast was hij beroemd zoöloog, o. a. onderzocht hij den anatomischen bouw van de zijderups en de ontwikkeling van het kippenei.
Aan verschillende door hem ontdekte organen is zijn naam verbonden : de malpighische lichaampjes in de milt, het rete malpighii der huid, de malpighische vaten (nieren) der insecten, enz. Als botanicus was M. een van de grondleggers der plantenanatomie, waarbij hij met zijn denkbeelden al tamelijk dicht naderde tot de latere cellulair-theorie. Ook op het gebied van de plantenphysiologie trad hij als baanbreker op, meer in het bijzonder had hij reeds zeer juiste denkbeelden omtrent de functie der bladeren. Te Bologna werd een standbeeld voor hem opgericht. Met Swammerdam geldt M. voor den besten onderzoeker der 17e eeuw. Werken: Anatomia plantarum (Londen 1675— 1679); Opera omnia (Londen 1686); Opera posthuma (1697); Opera medica et anatomica varia (Venetië 1734).