Malang, - 1) afd.. en regentschap der res. Pasoeroean, verdeeld in 4 contrôle-afd.: M., Kĕpandjèn, Toerèn en Toempang; ze omvat bijna de helft der res. en telde uit. 1917 ± 774.000 inwoners, w.o. ± 2450 Europeanen en 7.850 Vreemde Oosterlingen. Door de bijzondere vruchtbaarheid van het bergland in deze afdeeling (behalve het Z. deel, de Goenoeng Kidoel of het Zuidergebergte) was zij het koffieland bij uitnemendheid, zoowel wat de Gouvernementscultuur als de vrijwillige aanplant der bev. betrof; door verschillende oorzaken is de teelt zeer achteruitgegaan. De afd. is bekend geworden door de in 1911 voor het eerst daar opgetreden pest.
2) hoofdpl. der gelijkn. afd., 443 M. hoog en zeer fraai gelegen tusschen Ardjoená, Kawi, Sméroe en Tĕnggĕr-geb., met een bev. van ± 30.000 inw., w.o. ongeveer 1400 Europ., 3000 Chin., 340 Arab. en 15 andere Vr. Oosterl, (1905). De plaats is door een spoorweg met Pasoeroean, Blitar en Kĕdiri verbonden, terwijl in alle richtingen van hier uit stoomtramwegen loopen. Men heeft er een bronwaterleiding, een groot militair kampement, een sanatorium voor de marine en een renbaan; het klimaat is er gezond.