Madeira - Eiland in den Atlantischen Oceaan, gelegen onder 17° W.L. en 36° N.B.; 815 K.M.2, inw. Het vormt een prov. van Portugal. Het bestaat grootendeels uit vulkanische gesteenten, die op een tertiaire basis van kalken zandsteenlagen rusten. Werkend vulkanisme komt niet meer voor.
Het landschap is schilderachtig; plateaus en hooge, door diepe dalkloven gescheiden, rotsmassa’s wisselen met elkander af. Het groote bekken „Corral” wordt voor den ouden centralen krater gehouden. De hoogste top is de 1846 M. hooge Pico Ruivo. Het klimaat is warm. Jaargemiddelde van Funchal is 18,6°; Febr. 15,4°; Aug. 22,6°; uitersten 32,7° en 6,5°.
Hinderlijk is de „leste” genoemde droge, O.-wind. De regenval bedraagt 683 m.M., de zomer is droog. De oude wouden, die aan het eiland den naam gegeven hebben, komen nog slechts in het gebergte voor. Aan de steile kusten groeit Pinus maritimus. Tot de M.-groep behooren nog enkele kleine eilandjes als Porto-Santo, dat uit kaal heuvelland van zandsteen en vulkanisch gesteente bestaat en 1800 inwoners neeft, de met woud bedekte onbewoonde Los Salvages en enkele „Desertas” genoemde kale rotsklippen.
De bewoners (afstammelingen van Portugeezen en Mulatten) verbouwden vroeger beroemde wijnsoorten. De oorspronkelijke wijnbouw ging echter door ziekten te gronde en werd door cultuur van suikerriet vervangen. Toen het klimaat hiervoor te droog bleek, heeft men zich weer meer op den wijnbouw toegelegd. Verder verbouwt men tarwe, gerst, rogge, mais, bataten, allerlei zuidvruchten, perziken, abrikozen, dadels en ananas. De veeteelt levert rundvee, schapen en paarden. Varkens en konijnen zijn verwilderd en worden gejaagd.
De handel is in hoofdzaak in Engelsche handen. Verschillende stoomvaartlijnen doen het eiland aan. De wegen in het binnenland zijn primitief. Het verkeer gaat voor een deel met behulp van door ossen getrokken sleden. Hoofdstad is Funchal (21.000 inw.), tevens een druk bezocht gezondheidsstation.