Loofmossen - ook wel Bladmossen genoemd, een (de grootste) van de beide hoofdafdeelingen der Mossen. De andere hoofdafdeeling heet Levermossen of Hepaticae. De loofmossen hebben stammetjes met bladeren in drie rijen. Het zijn in het algemeen kleine planten, zelden meer dan een decimeter groot.
Aan den top van den hoofdstengel of van zijtakjes van den hoofdstengel dragen ze de geslachtsorganen, archegoniën en antheridiën. Na de bevruchting van de eicel in het archegonium ontwikkelt deze eicel zich tot het gesteelde sporogonium, dat de sporen bevat. Loofmossen zijn de gewone planten van onzen boschbodem, komen vooral in gematigde streken veel voor en zijn over het algemeen schaduwplanten. Zie verder MOSSEN en de gekleurde plaat.