Loevestein of loevenstein, - kasteel in de Geld. gem. Poederooien, op de meest Westelijke punt van de Bommelerwaard, waar „Maas en Waal te zamen spoelt”. Het schijnt volgens de bouworde en inrichting door de Noormannen gesticht te zijn, als basis voor hun strooptochten. Toen deze ophielden, kwam het in bezit van de heeren van Altena, waarvan een hunner het naar zijn vrouw, Johanna van Leuven of Louvain, Loevainstein zou genoemd hebben.
Anderen meenen, dat de naam oorspronkelijk Leeuwenstein luidde, temeer daar op ’t voorplein eeuwen lang een zerk lag, waarop in Gotische letters: ,,Den Löwenstijne”, gebeiteld stond en waarop de doodvonnissen voltrokken werden. In 1332 kocht de Graaf van Holland de heerlijkheid Altena aan en daarmede ook L. Sedert is het eeuwenlang aan Holland gebleven, welk gewest het als staatsgevangenis inrichtte. In 1576 werd het opnieuw omwald en is het sinds dien tijd tevens een fort met een kleine bezetting. Ter weerszijden van de poort verheffen zich twee zware torens: Noordelijk de Waaltoren (de hoogste) en Zuidelijk de Maastoren. Behalve de kelder en den beganen grond bestaat L. uit 4 verdiepingen, waarvan vooral de 2e en 3e als staatsgevangenis werden gebruikt.
Zoo zaten op de 2e verdieping o. a. gevangen: Jacob de Witt (1650); Abr. v. Wicquefort (1675-’79); Hugo de Groot (1619-’21); eenige Belgische officieren (1831); de Graaf v. Bijlandt (1793-’95); en op de 3e verdieping: Geesteranus (1624), die hier in ’t kerkje met Suzanna v. Oostdijk trouwde; Hoogerbeets (1619-26); benevens de heeren, die de Prins in 1650 tegelijk met Jacob de Witt liet gevangen zetten. Op de hoogste verdieping zat o. a. gevangen: de Eng. admiraal Ayscue (1666-67). Bekend is de inneming door Herman de Ruijter, die er het leven bij verloor. — In 1814 werd L. burgerlijk bij Gelderland gevoegd, maar door het Rijk in bezit genomen. Het trekt als de „Hollandsche Tower” veel bezoekers.