Lengte (sterrekunde). - 1) De l. van een hemellicht is de boog op de ekliptika tusschen het lentepunt en het voetpunt van den breedtecirkel. De l. wordt in de richting der zonsbeweging van 0° tot 360° geteld. De l. der zon neemt per dag met iets minder dan 1° toe. — 2) De middelbare l. van een planeet (of ook van de zon en de maan) noemt men haar middelbare anomalie vermeerderd met de l. van het perihelium. — 3) De galaktische l. Legt men een grooten cirkel door den Melkweg, en trekt men door een ster een boog loodrecht op dezen cirkel, dan bepaalt het voetpunt van den boog de gal. l.; zij wordt van W. naar O. geteld; als nulpunt kan gevoeglijk een der beide punten genomen worden, waar de Melkwegcirkel den evenaar snijdt, b.v. dat van 280° rechte klimming. De g. l. gaat tegenwoordig een rol spelen bij het vraagstuk van de verdeeling der sterren in de ruimte, d. i. van den bouw van het Heelal. — 4) De geografische l. eener plaats op aarde is de hoek van haar meridiaan met een eersten meridiaan (ook wel nulmeridiaan genoemd), meestal naar O. en W. beide van 0° tot 180° geteld.
Daar de lengtebepaling bijna uitsluitend op tijdbepaling berust, wordt de geogr. l. gewoonlijk in uren, minuten en secunden aangegeven, waarbij dus 1 uur met 15° overeenkomt. Als eersten meridiaan neemt men tegenwoordig algemeen den meridiaan van Greenwich. Vroeger werd veelal voor elk land een eigen nulmeridiaan genomen; voor Nederland gold hiervoor de meridiaan van den Westertoren te Amsterdam: zijn O.-lengte t. o. v. Greenwich is 19 m. 32s.13. Op een in 1634 te Parijs gehouden congres van geografen werd de meridiaan van Ferro (het Westelijkste der Canarische eilanden, en dus als men wil het meest Westelijke punt van Europa) als nulmeridiaan aangenomen; geheel Europa had dus in dit stelsel Oostelijke lengte. Het lengteverschil Greenwich-Ferro bedraagt 17c39'51" = 1 u. 10 m. 39 s.