Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Landbouwonderwijs

betekenis & definitie

Landbouwonderwijs - Door verschillende omstandigheden heeft het landbouwonderwijs in Nederland zich, in vergelijking met andere landen, met name Duitschland, eerst laat ontwikkeld. Wel werden in den loop van de vorige eeuw door particulieren tal van pogingen aangewend om het landbouwonderwijs bij ons te lande vasten voet te doen krijgen, doch eerst door de vestiging van de Rijkslandbouwschool te Wageningen in 1876 werd iets blijvends tot stand gebracht. Sedert, vooral na 1892, heeft het landbouwonderwijs, dat in hoofdzaak van Rijkswege gegeven wordt, zich zeer krachtig ontwikkeld, zoodat Nederland thans mede aan de spits staat van de landbouwonderwijsbeweging in de verschillende landen. — Het landbouwonderwijs in Nederland (tuin- en boschbouwonderwijs inbegrepen) kan worden verdeeld in hooger, middelbaar en lager onderwijs. — Hooger landbouwonderwijs. Op 15 December 1917 werd de wet tot regeling van het hooger landbouw- en veeteeltonderwijs door de Koningin bekrachtigd.

Volgens art. 5 dier wet werd Wageningen als plaats van vestiging der Landbouwhoogeschool aangewezen. Volgens art. 1 bedoelt het hooger landbouwonderwijs de vorming en voorbereiding tot zelfstandige beoefening der landbouwwetenschap en tot het bekleeden van wetenschappelijke betrekkingen, waarvoor opleiding in die wetenschappen vereischt wordt. — Op 9 Maart 1918 werd de Landbouwhoogeschool geopend. De studie is 5-jarig. De examens bestaan uit een propadeutisch, een candidaats- en het ingenieursexamen. Aan de bezitters van het diploma van landbouwkundig ingenieur kan door den Senaat, ten overstaan van dit lichaam of van een Commissie uit zijn midden, na verdediging van een proefschrift, het doctoraat in de landbouwkunde worden verleend. Er worden 5 verschillende diploma’s voor landbouw-ingenieur uitgereikt en wel a. voor landbouw in de gematigde luchtstreek, b. voor tropischen landbouw, c. voor tuinbouw, d. voor boschbouw in de gematigde luchtstreek, e. voor boschbouw in de tropische gewesten.

Volgens het programma van onderwijs voor 1920—21 waren aan de Landbouwhoogeschool verbonden 29 hoogleeraren, 3 buitengewone hoogleeraren, 8 lectoren en 4 docenten. — Middelbaar landbouwonderwijs wordt gegeven aan:

a) de Middelbare Landbouwschool te Groningen. Deze school heeft een 21/2-jarigen cursus en is bestemd voor hen, die zich, na eenige jaren voorbereidend hooger, middelbaar of meer uitgebreid lager onderwijs te hebben genoten, voor de landbouwpraktijk wenschen voor te bereiden.
b) Middelbare Koloniale Landbouwschool te Deventer. Deze heeft een 3-jarigen cursus en is bestemd voor hen, die zich, na enkele jaren voorbereidend onderwijs te hebben genoten, voor de landbouwpraktijk in de tropen, en in het bijzonder in de bezittingen en koloniën van het Rijk, wenschen voor te bereiden.
c) Rijks Zuivelschool te Bolsward. Aan deze school wordt theoretisch onderwijs gegeven met het doel grondig onderlegde zuivelbereiders te vormen. De school heeft een 2-jarigen cursus.
d) Rijks Landbouw Huishoudschool „de Rollecate” te Dedemsvaart. Deze school heeft tot doel de opleiding van vrouwelijke leerkrachten voor het onderwijs in de huishoudelijke vakken, speciaal met het oog op plattelandstoestanden, aan vrouwen en meisjes uit den landbouwenden stand. De duur van den cursus is 1½ jaar.
e) „Gerard Adriaan van Swieten Tuinbouwschool” te Frederiksoord. Deze school, gesticht door wijlen F. L. A. van Swieten, ter herinnering aan zijn zoon, beheerd door de Maatschappij van Weldadigheid en gesubsidieerd door het Rijk, heeft ten doel theoretisch en praktisch onderlegde tuinbazen te vormen. De cursus duurt 3 jaar.
f) Cursus van de Nederlandsche Heidemaatschappij. De cursus is in het leven geroepen ter opleiding van deskundig personeel en bestaat uit 2 afdeelingen: afdeeling A heeft ten doel het vormen van werkbazen, boschbazen en boschwachters; afdeeling B is bestemd voor de opleiding van opzichters.
g) Rijks Land- en Tuinbouwwinterscholen. Deze inrichtingen hebben ten doel om aankomende land- en tuinbouwers in de gelegenheid te stellen op weinig kostbare wijze de noodige theoretische kennis van het landbouw- of tuinbouwbedrijf op te doen. De cursus duurt 2 winterhalfjaren. De 14 Rijks Landbouwwinterscholen zijn gevestigd te Groningen, Veendam, Leeuwarden, Emmen, Meppel, Hengelo, Zutfen, Winterswijk, Tiel, Utrecht, Schagen, Dordrecht, Goes, Sittard. De instelling van eenige nieuwe winterscholen is in voorbereiding. Te Boxtel en te Roosendaal zijn gevestigd door het Rijk gesubsidieerde Roomsch Katholieke Landbouwwinterscholen.

De Rijks Tuinbouwwinterscholen zijn gevestigd te Hoorn, Alkmaar, Aalsmeer, Lisse, Naaldwijk, Boskoop en Nijmegen. Te Breda is een gesubsidieerde R.K. Tuinbouwwinterschool.— Lager Land- en Tuinbouwonderwijs. Het onderwijs aan land- en tuinbouwwintercursussen wordt gegeven in 2 achtereenvolgende winterhalfjaren, gedurende ten minste drie avonden in de week, in de beginselen der land-of tuinbouwkunde aan jongelieden van 15 jaar en ouder. Gedurende het jaar 1918—19 werden in totaal 466 landbouwwintercursussen gehouden, welke gevolgd werden door 6929 leerlingen, en 173 tuinbouwwintercursussen, gevolgd door 2582 leerlingen. Behalve bovengenoemde cursussen voor meer algemeen land- of tuinbouwkundig onderwijs worden nog tal van speciale cursussen gegeven, welke eveneens door het Rijk worden gesubsidieerd.

a) Land- en tuinbouwcursussen voor volwassenen. In 1918—19 werden 126 van deze cursussen gehouden voor landbouwers, gevolgd door 2422 leerlingen, en 118 voor tuinbouwers, met 2310 leerlingen.
b) Cursussen in paarden- en rundveekennis. Deze cursussen hebben in hoofdzaak ten doel om landbouwers, die geen landbouwschool hebben bezocht, gelegenheid te geven tot vermeerdering van hun kennis betreffende paarden en vee.
c) Cursussen in hoefbeslag. Gelegenheid tot het ontvangen van een meer breede vakopleiding bestaat voor hoefsmeden aan de Rij- en Hoefsmidschool te Amersfoort, aan de Rijks Veeartsenijschool en aan een particuliere smederij te Groningen, Bovendien worden sedert 1885 door het Rijk gesubsidieerde cursussen voor hoefsmeden gehouden. Deze zijn tweejarig en gaan meestal uit van vereenigingen.
d) Onderwijs in pluimveeteelt. Vanwege de Vereeniging tot Bevordering der Pluimveehouderij in Nederland wordt te Amersfoort jaarlijks een opleidingscursus gehouden voor aanstaande leiders van cursussen in pluimveeteelt. In 1914 werden 24 cursussen gehouden, welke werden gevolgd door 739 personen.
e) Huishoudonderwijs aan vrouwen en meisjes uit den landbouwenden stand. Behalve aan de particuliere, door het Rijk gesubsidieerde Landbouwhuishoudschool te Lierop wordt dit onderwijs gegeven op door het Rijk gesubsidieerde cursussen aan meisjes uit den landbouwenden stand. Gedurende 1918—19 werden 104 zoodanige cursussen gehouden. f) Cursussen in bijenteelt worden gehouden vanwege de Vereeniging tot Bevordering van den Bijenteelt in Nederland.

< >