Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Lachelier

betekenis & definitie

Lachelier - (Jules), Fransch wijsgeer, geb. 1832, een tijdlang professor aan de Ecole Normale Supérieure, daarna Inspecteur général de l’Instruction Publique, heeft weinig geschreven, maar door zijn onderwijs een zeer grooten invloed op de wijsgeerige studie in Frankrijk geoefend.

was eerst een volgeling van Kant, wiens filosofie hij algemeener bekend maakte, maar ging later, onder invloed van Ravaisson over tot een kritisch spiritualisme. Denken en Zijn zijn binnen de faenomenale wereld slechts twee uitdrukkingen voor de universeele en eeuwige noodwendigheid. In de natuur moet alles mechanisch verklaard worden. Alles is causaal bepaald, ook het leven en het handelen. Maar de causale reeksen krijgen haar innerlijke eenheid eerst door de wet van het doel (finaliteit), dat dus de grondslag is der inductie.

Voorwaarde voor de zinnelijke waarneming is de wil om te leven. In de gewaarwording is reeds spontaneïteit. Het Ik is absolute spontaneïteit. De gedachte, waardoor wij al het gegevene beoordeelen, kan niet zelf „gegeven” zijn, maar moet zichzelf vóórtbrengen. Er bestaat derhalve in ons een „intellectueel bewustzijn”, dat op den zinnelijken bewustzijnsinhoud den stempel der objectiviteit drukt, en dat dus vóór alle ervaring een „Idee van wat behoort te zijn” bevat. — Geschriften: De natura syllogismi (1871); Du fondement de l’lnduction (4e dr. 1902); Psychologie et Métaphysique (in de Revue philos. 1885); Etudes sur le syllogisme (1907).

< >