Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Kwenlun

betekenis & definitie

Kwenlun - (= Uiengebergte), gebergtestelsel van Centr.-Azië en China, dat de ruggegraat vormt van het Aziatische continent en zich van 76 tot 113° O.L. uitstrekt. Over de Oostelijke K.,Tsin-ling, enz., zie CHINA. Westelijke en Midden-K. scheiden het Tarimbekken en de Westelijke Gobi van het hoogland van Tibet, waarvan de K. de N.-rand is.’t Is een zeer oud gebergte: plooiïngen na het carboon schijnen niet meer voor te zijn gekomen; ook de gesteenten zijn zeer oud: archaïsche gneiss en mikalei, primaire groene leisteen, klei-lei, kwartsiet, koraal, kalk en kalkhoudende zandsteen; alleen aan den Zuidelijken kant komen ook triasafzettingen voor. De vormen zijn over ’t algemeen afgesleten.

Behalve in het brongebied van den Tarim komen geen diep ingesneden dalen voor. Doordat de sneeuwlinie zeer hoog ligt (in het Westen 5000, in het Oosten 4650 M.) zijn slechts de hooge massieven en ketens vergletsjerd; de gletsjers komen weinig beneden de firngrens. De Westelijke K. loopt tot 86°, de Middentot 104° O.L. Het eerste gedeelte begrenst in boogvorm het Tarimbekken. De hoogste toppen verheffen zich hier tot 7000 M. (Piek K17 onder 77° 10' O.L. 6820 M.), de passen liggen meestal hooger dan 5000 M. De Midden-K. wordt veel breeder en vertakt zich in den Astoen- of Altyntag in ’t N. en der. Arkatag in het Z., die met elkander het 2700 M. hoog gelegen steppe- en woestijnbekken Zaidam insluiten. De Astoen-tag is een woest, dor woestijngebergte van gem. 4500 M. kamhoogte, met passen tusschen 3000 en 4000 M., en toppen tot 6000 M. hoogte.

De Arka-tag zet zich tot 86° O.L., tot den 6000 M. hoogen SsaryDangeren, aan den Hoang-hoknie voort. De hoogste toppen (tot 7700 M.) liggen in de Przewalski-keten. De pashoogten liggen hier op 5500 M. Vanaf ongeveer 95° O.L. ligt vóór den eigenlijken K. het breede ketengebergte Nan-sjan, dat zich In N.W.—Z.O. richting uitstrekt en zich ook hoog boven de sneeuwlinie verheft, terwijl door de breede lengtedalen aanzienlijke rivieren stroomen. De vegetatie is arm. Tot + 3000 M. hoogte vindt men aan den Noordvoet slechts een armoedige woestijnflora; tusschen 3000 en 4000 M. komt in de dalen een rijkere alpenweidenplantengroei voor; wouden, voorn, van Picea Schrenckiana, vindt men uitsluitend in dwarsdalen. Boven de 4000 M. tot aan de sneeuwgrens strekt zich een breede, dorre, woeste puin- en rotszone uit.

< >