Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Kruis (wapenk.)

betekenis & definitie

Kruis (wapenk.) - ontstaat door de vereeniging van den dwarsbalk met den paal en raakt met de uiteinden zijner armen de vier zijden van het schild. De verschillende vormen van kruisen zijn ontelbaar. De Engelsche schrijver Berry geeft in zijn Encyclopaedia heraldica slechts! 385 vormen op. Wij kunnen hier volstaan met vermelding der meest voorkomende vormen.

a. Het gelijnde kruis, gewoon kruis waarlangs op korten afstand parallel een dun lijntje loopt (in ’t Fransch: croix resarcelée).
b. Het verkorte kruis, waarvan de armen den schildrand niet raken en welks uiteinden recht afgesneden zijn.
c. Het spitsvoetig kruis, een gewoon kruis, welks voet puntig uitloopt, d. Het spitskruis, waarbij elk der vier armen in een punt uitloopt, e. Het breedarmig kruis, waarbij de armen zeer breed uitloopen en den schildrand raken.
f. Het krukkenkruis, waarvan de uiteinden van een dwarsbalk zijn voorzien, welke tegen den schildrand aansluit; raakt dit den schildrand niet, zoo heet het een verkort krukkenkruis.
g. Het herkruiste kruis, een verkort kruis, waarvan elk der armen op zichzelf een kruis uitmaakt; deze komen ook voor met spitsen voet.
h. Het Latijnsche kruis of kruis van de passie des Zaligmakers, los in ’t veld staande, zonder de schildranden te raken. Op trappen staande afgebeeld heet het Calvariekruis. De eigenaardigheid dezer kruisen bestaat hierin, dat de dwarsbalk niet juist in ’t midden staat, maar nader bij den top.
i. Het Grieksche kruis is een gewoon doch aanmerkelijk verkort kruis, waarvan er doorgaans meer dan één in ’t schild voorkomt, j. Het patriarchale kruis bestaat uit een verkorten stam met twee verkorte dwarsbalken van welke de onderste iets langer dan de bovenste is. Bij vele Poolsche wapens vindt men patriarchale kruisen waarvan een der armen afgebroken is.
k. Het knoestig kruis lijkt gevormd uit twee boomstammen, waarvan de takken zijn weggehakt.
I. Het geënte kruis bestaat uit in elkander sluitende langwerpige rondten, m. Het ankerkruis, waarbij de armen aan de uiteinden ankersgewijze zijn omgebogen. Het komt ook voor als gescheiden ankerkruis, dat in vieren is gesplitst, zoodat elk deel op zichzelven staat.
n. Het krulkruis, een ankerkruis waarbij de armen als spiralen zijn omgebogen, o. Het vorkkruis, waarbij elke arm in twee gebogen tanden uitloopt, p. Het klaverkruis waarvan de armen uitloopen in den vorm van een klaverblad; het komt voor met spitsen voet. (Zie ook op ADELSTANS-KRUIS).
q. Het leliekruis, verkort gewoon kruis, uit elk van welks armen aan ’t einde een lelie verschijnt, evenals het bloemkruis, waarvan de armen bij het snijpunt vrij dun, allengs iets breeder uitloopen en nagenoeg in een lelie eindigen, r. Het bolkruis, verkort kruis met een bol aan elk uiteinde, wel te onderscheiden van het knopkruis waarbij elke arm zelf in een knop of bol uitloopt, s. Het slangenkopkruis en dubbelslangenkopkruis, gewone verkorte kruisen ; bij het eerste komt één, bij het andere twee slangenkoppen uit het afgesneden einde van elken arm te voorschijn, t. Het sterrekruis, een groote vierpuntige ster, welker stralen de schildranden raken.
u. Het ruitarmig kruis, waarvan de armen zich aan het einde een weinig verbreeden en dan in den vorm van een driehoek of halve ruit uitloopen.
v. Het Toulouzerkruis, zie in voce.
w. Kruis van Alcantara, zie in voce.
x. St. Jacobskruis, zie in voce.
y. St. Dominicuskruis, verkort en versierd kruis, welks uiteinden eenigszins waaiervormig uitloopen.
z. Het verbrokkeld kruis, een gewoon kruis, dat uit verscheidene losse en als gebroken stukken bestaat, welke echter gezamenlijk de gedaante van een kruis bewaren.

< >