Koptische kerk. - Zij bestaat uit de Christelijke nakomelingen der oude Egyptenaren. Zij is van de oudste tijden af onveranderd gebleven tot den dag van heden. Kenschetsend is het onverschillig vasthouden aan de van oudsher overgeleverde vormen van leer en eeredienst en een diep zedelijk verval. Daarbij neemt deze kerk de plaats in van een afzonderlijke secte en onderscheidt zich door haar vijandigheid tegenover andere Christelijke kerkgenootschappen. — Het Christendom der Kopten is dat der Monophysieten of Entychianen, de secte, die in de 5de eeuw ontstond.
Slechts een zeer klein gedeelte der Kopten is met de Roomsche of de Grieksche kerk geünieerd, terwijl de groote menigte als Jacobitische Kopten een zelfstandige plaats inneemt. Een nog kleiner gedeelte is tegenwoordig Protestantsch. Het opperhoofd der Kopten is de patriarch te Kaïro, die als opvolger van den evangelist Marcus wordt beschouwd. Gezongen en gebeden wordt er in de taal der Egyptenaren uit de 3de eeuw na Chr., welke zelfs door zeer weinig priesters verstaan wordt. In den laatsten tijd hebben zich dan ook vele Kopten, vooral de meer voorname in Opper-Egypte, door Amerikaansche zendelingen tot het Protestantisme laten overhalen. Dit geschiedde vooral door het stichten van goede scholen en de verspreiding van goedkoope Arabische bijbels. De Roomsch-Katholieke godsdienst, door verschillende ordesgeestelijken, vooral Franciscanen, op het einde der 17de eeuw ingevoerd, wordt slechts in enkele kleine gemeenten van Opper-Egypte beoefend; er is een apostolische vicaris voor de Katholieke Kopten in Kaïro. Vgl. Makrizi, Geschichte der Kopten (Gött. 1845); Klunzinger, Bilder aus Oberägypten (Stuttg. 1877).