Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Kopten

betekenis & definitie

Kopten - de Christelijke nakomelingen der oude Egyptenaren. De naam is een verbastering uit Aegypti; de Arabieren noemen hen tegenwoordig Kobt. Hun aantal is door de verschrikkelijke vervolgingen, waaraan zij in de Middeleeuwen blootstonden, tot op ongeveer 500.000 geslonken. Het centrum hunner bevolkingsdichtheid ligt in de steden van Opper-Egypte, in de omstreken van het oude Koptos, voorts in Negada, Luksor, Esna, Denderah, Girgeh, Tahta, Benub el Hammam en andere streken, bovenal in Siut en Achmîm, die voor een groot gedeelte door K. bewoond worden.

Men treft hen voor het grootste gedeelte in de steden aan. Daar leggen zij zich op verschillende ambachten, als het goudsmeden, het kleerenmaken, het weven, enz. toe, terwijl zij op handels- en notariskantoren ook niet ontbreken. Zij zijn fijner van lichaamsbouw dan die, welke zich met den landbouw bezighouden. De K. vertoonen nog dikwijls het oud-Egyptische type. Een getuigenis voor hun afstamming van de oude Egyptenaren is hun taal (zie KOPTISCHE TAAL), die zeer nauw met het Nieuw-Egyptisch is verwant, maar thans als spreektaal geheel uitgestorven is. Door de eeuwenlange verdrukking zijn de K. wantrouwig en gesloten van karakter geworden; zij zijn hebzuchtig en gierig in den hoogsten graad, valsch en huichelachtig, en, naar gelang van de omstandigheden, kruipend en onderworpen of trotsch, hardvochtig en heerschzuchtig. Scholen, waarin het van buiten leeren van den Bijbel, van de liturgische gebeden en rekenen beoefend wordt, bestaan er alleen voor jongens; de meisjes ontvangen er geheel geen onderwijs. Buitengewoon is de kunstvaardigheid der K. in het versieren van hun gewaad met kunstvol belegsel in gobelintechniek.

< >