Konijnenburg - (Willem A. van), Nederlandsch schilder, geb. 1868 te ’s-Hage, ontving opleiding van zijn moeder, van d’Arnaud Gerkens en aan de Haagsche Akademie (1884—86), heeft groote bewondering voor de Fransche landschapschilders, wier invloed, vooral van Daubigny, in vroeger werk merkbaar is. Teruggekomen schildert hij in Limburg o. a. de brug over de Maas te Maastricht (museum Mesdag) en de Limburgsche akkers en hoeven. Ook later meest zomers in Houtem. Ondertusschen schilderde hij in zijn atelier compositie’s, portretten en illustreerde.
Hem trok steeds meer in de compositie vastheid en rhythme, en hij voelde zich staan tegenover het impressionisme. In 1898 schildert hij „De Herten”, dat uitmunt door beheersching van den vorm, rhythmischen bouw en koele vaste schildering. (Coll. Kröller). Bij oudere schilders zocht hij aansluiting aan eigen neiging. In 1901 weer te Parijs, bestudeerde hij Puvis de Chavannes en Da Vinci. In verschillende werken blijkt de invloed, vooral van den laatste, evenals van andere Italiaansche Renaissancisten. Hij ging ondertusschen voort, tegelijk met ’t bestudeeren van werken van oudere meesters, die ’t constructieve en rhythmische bezitten, met studies naar de natuur, die hij in een verbeeldingsbeeld omzette. Zoo ontstonden de schilderij (1904) en de aquarel (1908) „De Stad met Ossewagen”.
Zijn werk en overdenkingen leidden hem steeds meer naar een ideëele, deels symbolische kunst, en tegelijk zocht hij naar steeds vaster schema van zijn compositie’s. Zijn inzichten daarover ontwikkelde hij in eenige brochures: Mijn houding tegenover het Impressionisme; Karakter der Eenheid in het Schilderij; De Aesthetische Idee. Ook verschillende werken : pen- en krijtteekeningen en schilderijen getuigen er van. Naast de symbolische teekeningen zijn ook K.’s portretten van belang om ’t psychologisch ontledingsvermogen. De meeste zijner werken in particuliere coll. Litt.: G. H Marius, Onze Kunst, Oct. 1918; Dr. G. Knuttel Nz„ Elsev. Mft. Jg. 1920.