Koepokken - een besmettelijke, puistachtige huidziekte, welke bij runderen aan den uier en omgeving en vooral aan de tepels wordt waargenomen. Verscheidene pokken ontwikkelen zich vrijwel gelijktijdig. Enkele (4—7) dagen na de besmetting ziet men roode gezwollen plekken, welke in het midden een blaasje krijgen, dat eerst met een heldere, later met troebele vloeistof is gevuld. Dit blaasje droogt na enkele dagen in tot een korstje, dat spoedig afvalt, waarna de huid weer heel gauw genezen is.
In den regel hebben de runderen er heel weinig hinder van; alleen wanneer bij melkkoeien de blaasjes door het melken spoedig stuk gemaakt worden, houdt dit de genezing somtijds wat tegen en heeft men er last van bij het melken. De grootste beteekenis hebben de koepokken door de koepokenting bij den mensch. Nadat de Engelsche arts Jenner had opgemerkt, dat menschen, welke toevallig besmet waren door koepokken, ook slechts plaatselijke pokken kregen en dan onvatbaar bleken te zijn tegen algemeene pokken (variolae), werden door hem in 1796 menschen opzettelijk met koepokstof geënt, gevaccineerd. Wegens de gunstige resultaten, door de vaccinatie verkregen, wordt deze thans algemeen toegepast. Om hiervoor steeds een voldoende hoeveelheid pokstof, vaccin, te hebben, worden in parcs vaccinogènes kalveren opzettelijk geënt.
De pokstof kan intusschen ook genomen worden bij personen, welke gevaccineerd zijn; men noemt dat gehumaniseerde koepokstof. Hiermede verkrijgt men dezelfde resultaten. In Nederland kunnen alle geneeskundigen kosteloos koepokstof verkrijgen door aanvrage bij een der door het Rijk gesubsidieerde koepokinrichtingen te Amsterdam, Arnhem, ’s-Gravenhage, Groningen, Haarlem, ’s-Hertogenbosch, Leeuwarden, Leiden, Maastricht, Middelburg en Rotterdam. Zij leveren uitsluitend animale vaccine. Bovendien bestaan nog niet-gesubsidieerde koepokinrichtingen te Leiden en Nijmegen, die gratis koepokstof verkrijgbaar stellen, zoolang de voorraad strekt.