Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Klassenstrijd

betekenis & definitie

Klassenstrijd - Vooral van socialistische zijde wordt naar voren gebracht de tegenstelling van belangen tusschen de verschillende klassen der maatschappij. Het socialisme ziet in den daaruit voortvloeienden strijd tusschen die klassen een noodzakelijke voorwaarde voor maatschappelijken vooruitgang. Het wijst op den strijd, die in den loop der tijden is gestreden tusschen patriciërs en plebejers, tusschen adel en lijfeigenen, tusschen gildemeesters en gildebroeders. Thans wordt de strijd gestreden tusschen de bezittende klasse (vertegenwoordigende het kapitalisme), en het proletariaat (waarbij in de eerste plaats aan de arbeiders wordt gedacht).

Is eenmaal deze strijd volstreden, zoo zal in een dan te vestigen socialistische maatschappij de grootste welvaart en het grootste geluk aan de geheele menschheid ten deel vallen. Het proletariaat moet dus tot dezen strijd worden aangevuurd. De strijd moet georganiseerd worden gevoerd.

Van niet-socialistische zijde wordt hiertegen aangevoerd, dat de belangen van het proletariaat en van de bezittende klasse slechts ten deele tegenover elkander staan ; dat met name beider belangen worden gediend door een zoo groot mogelijke productiviteit van arbeid en kapitaal, welke productiviteit niet door strijd, maar door samenwerking wordt verhoogd. Verder wordt erop gewezen, dat het geluk, ook van het proletariaat, allerminst wordt bevorderd door het zaaien van ontevredenheid, waarmede de socialisten tot den strijd aanzetten. Tegen dit verwekken van ontevredenheid wordt te meer bezwaar gemaakt, omdat allerminst wordt verwacht, dat door den tegenwoordigen klassenstrijd een definitief einde aan de maatschappelijke belangentegenstellingen zal worden gemaakt en zelfs wordt ontkend, dat in den voorgespiegelden socialistischen heilstaat, al was deze bereikbaar, het lot van den arbeider gunstiger zal zijn dan zijn tegenwoordig lot. Hiermede is niet gezegd, dat de niet-socialisten berusting in misstanden prediken en iederen strijd tot lotsverbetering afkeuren. Op grond van voormelde overwegingen teekenen zij echter verzet aan tegen het stelselmatig aankweeken van vijandschap tusschen de verschillende groepen der maatschappij.

< >