Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Voorwaarde

betekenis & definitie

Voorwaarde - Een recht of een verbintenis zijn voorwaardelijk, wanneer zij afhankelijk zijn van het al of niet intreden van een onzekere gebeurtenis. Naar gelang de gebeurtenis al of niet moet plaats hebben, spreekt men van positieve en negatieve voorwaarden. Verder onderscheidt men de voorwaarden in willekeurige, toevallige en gemengde (conditio potestativa, casualis, mixta), naarmate de vervulling geheel, in het geheel niet of gedeeltelijk in de macht van een der betrokken personen ligt. Opschortend is een voorwaarde, wanneer recht of verbintenis eerst van kracht worden, wanneer zij vervuld wordt; ontbindend, wanneer de vervulling recht en verbintenis doen vervallen.

De voorwaarden, aan verbintenissen verbonden, behandelt ons B. W. in artt. 1289—1303; artt. 935, 936, 1044, 1045, 1051 geven eenige bepalingen over voorwaarden, in uiterste wilsbeschikkingen gesteld. Sommigen achten voorwaarde, in eigenlijken zin, slechts aanwezig, wanneer de onzekere gebeurtenis in de toekomst ligt; anderen achten dit niet noodig. Volgens art. 1299 B. W. mag de gebeurtenis reeds hebben plaats gehad, mits zij aan partijen onbekend is. — Ten aanzien van verbintenissen zijn voorwaarden om iets te doen, dat onmogelijk, met de goede zeden strijdig of bij de wet verboden is, nietig; zij maken de overeenkomst, die men daarvan heeft doen afhangen, van onwaarde (art. 1290 B. W.). In uiterste wilsbeschikkingen worden voorwaarden, die onmogelijk zijn of die met de wetten of goede zeden strijden, evenals onverstaanbare voorwaarden, eenvoudig voor niet geschreven gehouden (art. 935 B. W.). De voorwaarde om iets niet te doen, hetwelk onmogelijk is, maakt een verbintenis niet van onwaarde (art. 1291 B. W.). Alle verbintenissen zijn nietig, indien haar vervulling alleen afhangt van den wil van wie verbonden is. Indien echter de verbintenis afhangt van een daad, waarvan de vervulling in zijn macht staat, en die daad heeft plaats gehad, is de verbintenis van kracht (art. 1292 B. W.). Alle voorwaarden moeten vervuld worden op zoodanige wijze, als partijen waarschijnlijk gewild en verstaan hebben (art. 1293 B. W.). Een voorwaarde wordt gehouden voor vervuld, wanneer hij, die bij de niet-vervulling belang heeft, de vervulling heeft belet (artt. 936, 1296 B. W.). Indien een voorwaarde vervuld is, werkt zij achteruit tot den tijd, waarop de verbintenis is geboren. Bij overlijden van den schuldeischer vóór de vervulling, gaan zijn rechten dus over op zijn erfgenamen (art. 1297 B. W.). Ten aanzien van voorwaarden in uiterste wilsbeschikkingen geldt dit echter alleen, indien men kan aannemen, dat de bedoeling van den erflater alleen is geweest door de gestelde voorwaarde de uitvoering van de beschikking op te schorten (artt. 1044, 1045 B. W.). De schuldeischer kan reeds vóór de vervulling zoo noodig conservatore maatregelen nemen (art. 1298 B. W.). Indien een verbintenis van een opschortende voorwaarde afhangt, blijft de zaak, die het onderwerp der verbintenis uitmaakt, voor rekening van den schuldenaar, die slechts verbonden is om haar te leveren, wanneer de voorwaarde vervuld is. Indien buiten toedoen van den schuldenaar de zaak geheel en al verloren gaat, blijft er noch van de eene, noch van de andere zijde, eenige verbintenis bestaan ; is zij in waarde verminderd, zoo heeft de schuldeischer de keus, òf de verbintenis te verbreken, òf de zaak te vorderen in den staat, waarin zij zich bevindt, zonder eenige vermindering van den overeengekomen prijs. Is de zaak door toedoen van den schuldenaar in waarde verminderd, zoo is de schuldeischer gerechtigd, òf de verbintenis te verbreken, òf de zaak te eischen in den staat, waarin zij zich bevindt met vergoeding van kosten, schaden en interessen (art. 1300 B. W.). De vervulling eener ontbindende voorwaarde doet de verbintenis ophouden en doet de zaken, voor zoover mogelijk, weder tot den vorigen toestand terugkeeren, alsof er geen verbintenis bestaan had.

Zij schort de nakoming der verbintenis niet op, maar verplicht in geval van vervulling den schuldeischer, hetgeen hij ontvangen heeft terug te geven (art. 1301 B. W.). Bij wederkeerige overeenkomsten wordt altijd een ontbindende voorwaarde voorondersteld, voor geval een der partijen aan haar verplichting niet voldoet (art. 1302 B. W.); men neemt echter aan, dat dit niet geldt voor het geval, dat haar de niet-nakoming, b.v. op grond van overmacht, niet kan worden toegerekend). De overeenkomst is echter niet van rechtswege ontbonden, maar de ontbinding moet in rechte worden gevraagd. Deze aanvraag moet ook plaats hebben, zelfs indien de ontbindende voorwaarde wegens het niet nakomen der verplichting in de overeenkomst mocht zijn uitgedrukt. Is dit laatste niet het geval, zoo staat het den rechter vrij, naar gelang der omstandigheden, aan den nalatige op zijn verzoek een termijn (z.g. terme de grâce, Fr.) te gunnen om alsnog aan zijn verplichting te voldoen, welke termijn echter den tijd van één maand niet mag te boven gaan (art. 1302 B. W.). Degene, te wiens opzichte de verbintenis niet is nagekomen, heeft de keus, of de andere partij, indien zulks mogelijk is, tot de nakoming der overeenkomst te noodzaken, of haar ontbinding te vorderen, een en ander al of niet met vergoeding van kosten, schaden en interessen (art. 1303 B. W.). Volgens de latere rechtspraak van den Hoogen Raad (zie b.v. arr. 6 Mei 1892, w. 6183) kan ook schadevergoeding zonder meer worden gevraagd. Volgens genoemd college bevatten de artt. 1302 en 1303 B. W. slechts regelend recht, zoodat partijen bij overeenkomst van het daarbij bepaalde kunnen afwijken. — Zie verder WANPRAESTATIE. Zie voor de verificatie van voorwaardelijke vorderingen in faillissement artt. 129 en 130 Fw.

< >