Kjökkenmöddinger - (Deensch, hoopen van keukenafval), overblijfselen van afval van voedingsmiddelen, werktuigen en vooral schelpen, met name in Denemarken aangetroffen, van een niet verder bekend neolithisch jagers- en visschersvolk uit Noord-Europa. Vooral de k. van Ertebölle aan de Liimfjord in Denemarken zijn goed onderzocht. Karakteristiek zijn de steenen bijlen, die nog niet glad geslepen zijn, dus eenvoudig door ’t afslaan van splinters scherp gemaakt; evenzoo beitels, messen, pijlspitsen, enz.; voorts voorwerpen van hoorn en been en scherven van een grof aardewerk, zonder hengsel, dat slechts door indrukken van nagels versierd is. De schelpen zijn die van eetbare weekdieren.
Het voedsel werd blijkbaar toebereid op een haard van steenen. Men vindt er de resten van in de schelphoopen. Overblijfselen van beenderen van honden wijzen er op, dat dit dier reeds een huisdier van de bewoners was.