Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Kikvorschen

betekenis & definitie

Kikvorschen - behooren tot de staartlooze Amphibia (Anura). Overal bekend is de groene kikvorsch (R. esculenta) — zie plaat Kikvorschen I fig. 6 — die leeft in geheel Europa, N.W.-Azië en N.-Amerika in ondiep water met veel planten ; de kleur is met deze omgeving in overeenstemming, grasgroen met donkere vlekken en met drie overlangsche gele strepen; onderzijde geel of wit. Leeft van allerlei waterdieren; nuttig door het verdelgen van insecten, maar kan schadelijk worden door het eten van vischbroed. De achterpooten zijn zeer krachtig, waardoor de k. op het land groote sprongen kan maken en goed kan zwemmen — zwemvliezen tusschen de 5 teenen.

Voorpooten klein, met 4 teenen zonder zwemvliezen. Oogen groot en uitpuilend; achter de oogen een rond trommelvlies. De huid is dun, glad en slijmerig. De prooi wordt gevangen met de tong, die voor in den bek vastzit en naar buiten geworpen worden kan ; op de bovenkaak en het verhemelte staan fijne haakvormige tandjes, die de prooi vastgrijpen en in de keel schuiven. Zij ademen door longen, maar !s winters, wanneer zij in de modder kruipen, door de bloedrijke huid. In het voorjaar komen zij voor den dag; in Mei en Juni legt het wijfje eieren in groot aantal; zie KIKKERDRIL. Het uitbroeden wordt overgelaten aan de zonnewarmte. Uit de eieren komen kleine larven, de z.g. dikkoppen of donderpadjes, die geheel aangepast zijn aan het waterleven.

De gedaante is meer vischvormig, met zeer langen, platten zwemstaart, omgeven door een huidzoom ; pooten ontbreken ; de voortbeweging geschiedt door den staart. Zij ademen door kieuwen, die uitwendig zichtbaar zijn als vertakte uitwassen aan den hals. Na eenigen tijd verdwijnen deze om plaats te maken voor inwendige, door de huid bedekte kieuwen; het ademwater wordt door den bek opgenomen, stroomt langs de kieuwen en vloeit af door één opening aan den buitenkant der keel. De bek is klein en van fijne tandjes en hoornachtige kaakranden voorzien ; het voedsel is plantaardig of bestaat uit doode dieren ; de darm is zeer lang en ineengerold. Zij groeien snel; eerst komen de achterpooten te voorschijn, daarna de voorpooten ; de staart valt af, de kieuwen maken plaats voor longen en verdwijnen daarna. Eerst nu zijn de dieren geschikt om ook op het land te leven en de dieren veranderen geleidelijk in kikvorschen. De gr. k. is in het algemeen een traag dier, kan zich echter bij gevaar snel verwijderen. Buitengewoon groot zijn het weerstandsvermogen en taaiheid van leven.

De mannetjes kwaken; hun stem wordt versterkt door twee keelblazen, achter de mondhoeken gelegen. Hun vijanden zijn zeer talrijk; allerlei zoogdieren, vogels en visschen maken jacht op hen. In België worden de dieren gekweekt ter wille van de kikkerbilletjes (achterpooten), die gegeten worden. — Even bekend is de bruine kikvorsch (PI. I, fig.4). De vliegkikvorsch van Borneo (Rhacophorus reinwardti) is kenbaar aan de zeer lange teenen en vingers, welke door vliezen verbonden zijn, waardoor het dier in staat is al zwevende te dalen (PI. I, fig.

I). De prachthoorn-kikvorsch uit Z.-Amerika (Ceratophrys cornuta) behoort tot een groep, die zich kenmerkt door het bezit van op hoorn gelijkende uitwassen van de bovenste oogleden (fig. 2). De springkikker (R. agilis, fig. 3) uit Z.-Europa kan verbazende sprongen maken. — De veldkikvorsch uit Oost- en Midden-Europa en Noord- en Midden-Azië (R. arvalis) heeft spitseren kop, kortere zwemvliezen en een ongevlekten buik (fig. 6); in ons land zelden aangetroffen. De Amerikaansche boomkikvorsch (Plaat II, fig. 1) is een soort uit N.-Amerika, behoorende tot de boomkikvorschen. De zakdragende- of buidelkikvorsch (fig. 2, Nototrema marsupiatum) uit Z.-Amerika heeft bij het wijfje op den rug een van achteren open diepen zak, een soort buidel, die als broedzak voor de eieren dient. Zie verder ALYTES, GEWONE PAD en VUURPAD.— Bij de wet van 15 Dec. 1917, Stb. 706, houdende bepalingen tot bescherming van mollen en k., gewijzigd 7 Juni 1919, Stb. 290, is verboden k. of deelen van k. ten verkoop in voorraad te hebben, te koop aan te bieden of te verkoopen of k. ten getale van meer dan 10 of deelen van k. te vervoeren. In bijzondere gevallen kan door den Comm. der Kon. van deze bepaling ontheffing worden verleend (art. 4).

< >